1.3 wat wordt de prijs?

M&M Economie 
Wat wordt de prijs?
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

M&M Economie 
Wat wordt de prijs?

Slide 1 - Diapositive

Zelf aan het werk
Afmaken alle opdrachten van 1.2
12 minuten

Slide 2 - Diapositive

1.3 Wat wordt de prijs?

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

§ 1.3 Wat wordt de prijs?

Bedrijven kopen producten in voordat ze goederen kunnen verkopen.
De prijs die een winkelier betaalt voor een product dat hij later wil verkopen noem je de inkoopprijs.


Slide 5 - Diapositive

 Wat wordt de prijs?

Omdat de winkelier geld wil verdienen aan zijn ingekochte producten, verkoopt hij zijn producten voor een hoger bedrag dan de inkoopprijs.


Het bedrag dat de winkelier bij de inkoopprijs optelt zodat hij de fiets voor meer geld verkoopt, is de Brutowinstopslag.
= brutowinstmarge of brutowinst

Slide 6 - Diapositive

 Wat wordt de prijs?
De verkoopprijs is het bedrag waarvoor een winkelier een product verkoopt.


inkoopprijs + brutowinstopslag = verkoopprijs

Slide 7 - Diapositive

 Wat wordt de prijs?
Hans besteld bij een groothandel een 100 blikjes energy die hij in zijn winkel wilt verkopen. De inkoopprijs van 100 blikjes is € 120. Hans berekend een brutowinstopslag van 40% van de inkoopprijs. Wat wordt de verkoopprijs?

  • Stap 1 Bereken de brutowinstopslag
  • Dat is 40% van € 120--> 0,40 x € 120 = €48
  • Stap 2 Tel de brutowinst op bij de inkoopprijs
  • De verkoopprijs wordt €120  + € 48 = € 168


Slide 8 - Diapositive

Hans wil meer winst maken. De inkoopprijs blijft €120 Hij verhoogt de brutowinstopslag naar 60% van de inkoopprijs. Wat is nu de verkoopprijs?

Slide 9 - Diapositive

Stap 1 Bereken de brutowinstopslag

Slide 10 - Question ouverte

Stap 2 Bereken de verkoopprijs

Slide 11 - Question ouverte

Bruto Toegevoegde Waarde
belasting op een product (21% of 9%)

Slide 12 - Diapositive

BTW (en consumentenprijs)
  • Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag 
  • Consumentenprijs = verkoopprijs + btw.
  • Dit is het bedrag wat ik als bedrijf ontvang MET btw.
  • Bedrijven moeten de btw afstaan aan de overheid, dus zij houden alleen de verkoopprijs over.

Slide 13 - Diapositive

Hans zijn verkoopprijs voor 100 blikjes energydrank was € 192
Piet geeft een feestje en wilt 100 blikjes energydrank kopen.
Piet betaald ook nog BTW (9%)


Slide 14 - Diapositive

BTW berekenen

Prijs exclusief (zonder) btw + btw = prijs inclusief (met) btw

100%          +         21%        =      121%    
of
100%          +          9%       =     109%         

Slide 15 - Diapositive

Hoeveel betaald Piet voor de 100 blikjes energydrank?

Slide 16 - Question ouverte

Aan het werk

1.3 Wat wordt de prijs?
Maak opdrachten 1 t/m 5

Slide 17 - Diapositive

§ 1.3 Wat wordt de prijs?

Bedrijven kopen producten in voordat ze goederen kunnen verkopen.
De prijs die een winkelier betaalt voor een product dat hij later wil verkopen noem je de inkoopprijs.


Slide 18 - Diapositive

 Wat wordt de prijs?

Omdat de winkelier geld wil verdienen aan zijn ingekochte producten, verkoopt hij zijn producten voor een hoger bedrag dan de inkoopprijs.


Het bedrag dat de winkelier bij de inkoopprijs optelt zodat hij de fiets voor meer geld verkoopt, is de Brutowinstopslag.
= brutowinstmarge of brutowinst

Slide 19 - Diapositive

 Wat wordt de prijs?
De verkoopprijs is het bedrag waarvoor een winkelier een product verkoopt.


inkoopprijs + brutowinstopslag = verkoopprijs

Slide 20 - Diapositive

 Wat wordt de prijs?
Hans besteld bij een groothandel een stoel die hij in zijn winkel wilt verkopen. De inkoopprijs van de stoel is €120. Hans berekend een brutowinstopslag van 40% van de inkoopprijs. Wat wordt de verkoopprijs?

  • Stap 1 Bereken de brutowinstopslag
  • Dat is 40% van € 120 = 0,40 x € 120 = € 48
  • Stap 2 Tel de brutowinst op bij de inkoopprijs
  • De verkoopprijs wordt € 120 + € 48 = € 168


Slide 21 - Diapositive

 Wat wordt de prijs?
Aan het einde van de dag bekijkt Hans hoeveel stoelen er zijn verkocht. Het aantal producten dat je verkoopt, noem je de afzet.





Door stoelen te verkopen, krijgt Hans geld binnen. Het totale bedrag dat Hans ontvangt door de verkoop van zijn producten, noem je de omzet of verkoopopbrengst



Slide 22 - Diapositive

Bruto Toegevoegde Waarde
belasting op een product (21% of 9%)

Slide 23 - Diapositive

BTW (en consumentenprijs)
  • Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag 
  • Consumentenprijs = verkoopprijs + btw.
  • Dit is het bedrag wat ik als bedrijf ontvang MET btw.
  • Bedrijven moeten de btw afstaan aan de overheid, dus zij houden alleen de verkoopprijs over.

Slide 24 - Diapositive

BTW berekenen

Prijs exclusief (zonder) btw + btw = prijs inclusief (met) btw

100%          +         21%        =      121%    
of
100%          +          9%       =     109%         

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Consumentenprijs = verkoopprijs + btw 

Verkoopprijs van een laptop is 100 euro
BTW is 21%. Wat is de consumentenprijs?

Slide 27 - Diapositive

Laptop inclusief (met) 21 % btw = 450 euro
Wat is de prijs exclusief (zonder) 21% btw?



Slide 28 - Diapositive

Stap 1: bereken 1%
€ 450 : 121 (want 100% + 21%) = € 3,72
Stap 2: Bereken de prijs exclusief (zonder) 21% btw
€ 3,72 x 100 = €372


Slide 29 - Diapositive

Laptop inclusief (met) 21 % btw = 600 euro
Wat is de prijs exclusief (zonder) 21% btw?



Slide 30 - Diapositive

Laptop inclusief (met) 21 % btw = 600
Wat is de prijs exclusief (zonder) 21% btw?

Slide 31 - Question ouverte

Stap 1: bereken 1%
€ 600 : 121 (want 100% + 21%) = € 4,96
Stap 2: Bereken de prijs exclusief (zonder) 21% btw
€ 4,96 x 100 = €496



Slide 32 - Diapositive

Wat is de inkoopprijs?
A
De prijs waarvoor een bedrijf goederen inkoopt
B
De prijs waarvoor een bedrijf goederen verkoopt
C
De prijs die we betalen om goederen te exporteren
D
De prijs die je betaalt in de winkel

Slide 33 - Quiz

Wat is omzet?
A
Afzet x inkoopprijs
B
Inkoopprijs x verkoopprijs
C
Afzet x verkoopprijs
D
Afzet : verkoopprijs

Slide 34 - Quiz

Ik heb 300 broodjes verkocht van 2,95. Wat is mijn omzet?

Slide 35 - Question ouverte

Jan koopt een gazelle fiets in voor €300. Zijn brutowinstopslag is €150. Wat wordt zijn verkoopprijs?

Slide 36 - Question ouverte

Hans besteld bij een groothandel een stoel die hij in zijn winkel wilt verkopen. De inkoopprijs van de stoel is €120. Hans berekend een brutowinstopslag van 40% van de inkoopprijs. Wat wordt de verkoopprijs?

Slide 37 - Question ouverte

Hans verkoopt vandaag 20 stoelen voor € 168 per stoel. Wat is zijn afzet?

Slide 38 - Question ouverte

Hans verkoopt vandaag 20 stoelen voor € 168 per stoel. Wat is zijn omzet?

Slide 39 - Question ouverte

De verkoopprijs bestaat uit:

A
Inkoopprijs + BTW
B
Brutowinst + BTW opslag
C
Brutowinst + BTW
D
Inkoopprijs + Brutowinst

Slide 40 - Quiz

Aan het werk

1.3 Wat wordt de prijs?
Maak opdrachten 6 t/m 15

Slide 41 - Diapositive