Les 2.1 Starttaal Vooraf - Startopdrachten

Nederlands

Thema 2: Start 
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Nederlands

Thema 2: Start 

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag? 
Introductie op het nieuwe thema 
woordweb 
introductie filmpje kijken
opdracht 1 en 2 uit het werkboek

Slide 2 - Diapositive

Gezondheid

Slide 3 - Carte mentale

Slide 4 - Vidéo

Wat voor soort video is dit?
A
Nieuws.
B
Informatief.
C
Reclame.
D
Mededeling.

Slide 5 - Quiz

Veel vet eten is......
A
gezond.
B
lekker.
C
ongezond.
D
heerlijk.

Slide 6 - Quiz

Gezonde voeding.

Slide 7 - Carte mentale

Als je wat ongezond hebt gegeten, wat moet je daarna doen om het weg te werken?
A
Slapen.
B
Boek lezen.
C
Eten.
D
Sporten.

Slide 8 - Quiz

Wanneer eet je gebalanceerd?
A
Heel veel van alles.
B
Veel ongezonde dingen en vooral geen gezonde dingen.
C
Een beetje van alles, maar niet teveel.
D
Je mag alles eten, zolang je maar wilt.

Slide 9 - Quiz

Noem alle dingen die gezond zijn.
A
De juiste voeding.
B
Een goede conditie.
C
Sportief.
D
Slechte eetpatroon.

Slide 10 - Quiz

THEMA 2
Pak je werkboek op bladzijde 82 erbij
Lees de stukjes tekst

Slide 11 - Diapositive

Opdracht 1 
a. Maak opdracht 1, je krijg hier 8 minuten voor 
b. Daarna bespreek je de opdracht met je buurman/vrouw
c. We bespreken de opdracht nog klassikaal 
timer
8:00

Slide 12 - Diapositive

Nederlands

Thema 2: hoofdstuk 1 

Slide 13 - Diapositive

Welk woord + betekenis hoort bij het plaatje? 
De bijsluiter
De informatie die je krijgt bij een medicijn, zoals hoe je het moet gebruiken. 
De apotheek
De winkel waar je medicijnen kan halen. 

Slide 14 - Question de remorquage

In groente en fruit zitten veel .......... die helpen om gezond te blijven.
A
vitamines
B
gezonde dingen
C
vruchtvlees
D
pitjes

Slide 15 - Quiz

Welk woord + betekenis hoort bij het plaatje? 
sportief
Wat je van iemand kan zeggen die veel sport. 
Pijn die is ontstaan door bewegen of sporten. 
de blessure

Slide 16 - Question de remorquage

Zet je de juiste omschrijving bij het woord
De gezonheid
De behandeling
De conditie 
Hoe het met jouw lichaam gaat, bijvoorbeeld of je ziek bent of niet. 
De zorg die iemand krijgt om weer beter te worden, zoals een operatie
Hoe fit je bent

Slide 17 - Question de remorquage

Bij een gezond ................ hoort een ontbijt, lunch en het avond eten.
A
conditie
B
eetpatroon
C
maaltijd
D
sportief

Slide 18 - Quiz

Een briefje of digitaal bericht van de dokter waarop staat welk medicijn je moet krijgen. Dat noem je het ..............?
A
briefje
B
bewijs
C
recept
D
medicijn

Slide 19 - Quiz

Hoe nu verder? 
a. opdracht 1, 2, 3 en 4: samen bespreken
b. opdracht 2,3 en 4 alleen of in tweetallen maken
c. Verder met de weektaak


Slide 20 - Diapositive