havo les 4 week 39 kpe Trabitour

Hallo Deutschland Kapitel eins havo 1 les 3 wk 38
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hallo Deutschland Kapitel eins havo 1 les 3 wk 38

Slide 1 - Diapositive



 



.


Slide 2 - Diapositive

Was machen wir heute?
  1. Hausaufgaben controllieren
2.Lesen
3. Grammatik personal Pronomen
4. Grammatik haben und sein
5. Üben für SO

Das Ziel:
Neue Grammatik lernen
Leesvaardigheid trainen

 



.


Slide 3 - Diapositive

Zungenbrecher
Es lagen zwei zischende Schlangen zwischen zwei spitzen Steinen und zischten dazwichen

Slide 4 - Diapositive

Lesen Blok D Übung 15 (Seite 20/21)
Werk met zijn tweeën, kies  één van de twee teksten. Lees nu beide de tekst voor jezelf. maak aantekeningen in het Nederlands. Vertel aan elkaar wat je gelezen hebt. 
Maak de vragen die bij de tekst horen

timer
15:00

Slide 5 - Diapositive

Aufgabe 16, 17, 18 und 19 haben und sein
Was?                         16 + 17 + 18 + 19 
Wie?                           zusammen
Wielange?                  10 minuten
Opdracht 17: Schrijf onder elk beeld het juiste persoonlijk voornaamwoord. 
Opdracht 18 A Schrijf in de zin de juiste vorm van het 
werkwoord haben
Opdracht 18 B Schrijf in de zin de juiste vorm van het
werkwoord Sein 
Opdracht 19. Maak de mail af, zet de juiste werkvormen in de zinnen. 

Slide 6 - Diapositive

Maak een spiekbriefje

Je krijgt een post-it, hier maak je een spiekbriefje van. 
De stof voor het SO is:
Wörterliste A en B
Fragewörter
Zahlen








.



timer
5:00

Slide 7 - Diapositive

Welke vraagwoorden ken je in het Duits?

Slide 8 - Carte mentale

Vertaal het vraagwoord naar het Duits: Waar
(Weißt du, ..... er wohnt?)

Slide 9 - Question ouverte

Vertaal het vraagwoord naar het Duits: Hoe
(..... heißt du?)

Slide 10 - Question ouverte

Vertaal het vraagwoord naar het Duits: wie
(...... ist das? das ist Anna)

Slide 11 - Question ouverte

Vertaal het vraagwoord naar het Duits: wanneer
(...... kommst du?)

Slide 12 - Question ouverte

Vertaal het vraagwoord naar het Duits: wat
(......ist deine Handynummer?)

Slide 13 - Question ouverte

timer
1:00
.... heißt du?
..... ist das? Das ist meine Mutter

... ist deine Adresse?
....kommst du? Morgen!
..... wohnst du?

wo

was

Wer

wie

wann

Slide 14 - Question de remorquage

welk Duits lidwoord hoort bij

Name
A
die
B
der
C
das

Slide 15 - Quiz

welk Duits lidwoord hoort bij

Freundin
A
die
B
der
C
das

Slide 16 - Quiz

Welk Duits lidwoord hoort bij:

Freund
A
die
B
das
C
der

Slide 17 - Quiz

Welk Duits lidwoord hoort bij:

Zimmer
A
die
B
das
C
der

Slide 18 - Quiz

Vertaal naar het Duits:
gebruiken

Slide 19 - Question ouverte

Vertaal naar het Nederlands:
der Satz

Slide 20 - Question ouverte

schrijf de getallen van 0 t/m 5 onder elkaar op (zonder hoofdletter)

Slide 21 - Question ouverte

schrijf volluit in het Duits (geen cijfer)
zeventien

Slide 22 - Question ouverte

vertaal naar het Duits:
op vakantie gaan

Slide 23 - Question ouverte

Vertaal naar het Duits:
eenentwintig

Slide 24 - Question ouverte

Vertaal naar het Duits:
het eiland

Slide 25 - Question ouverte

Vertaal naar het Nederlands:
in der Nähe

Slide 26 - Question ouverte

Welke vertaling van 'de broer' is juist?
A
die Bruder
B
der Brüder
C
der Bruder
D
das Brüder

Slide 27 - Quiz

Welke veretaling van 'de fiets' is juist?
A
das Fahrrad
B
die Fahrrad
C
der Fahrrad
D
der Fiets

Slide 28 - Quiz

Welk woord past op de open plek?
Die Frage ist ........

A
schwierig
B
machen
C
jung
D
unten

Slide 29 - Quiz

der
die
das
Name
Freund
Satz
Grenze
Insel
Hauptstadt
Land

Slide 30 - Question de remorquage

Hausaufgaben 
Machen:  15+16+17+18+19
Lernen Wörterliste A und B
Lernen: Fragewörter und Zahlen





Slide 31 - Diapositive

Lesen Blok D Übung 15 (Seite 20/21)
Werk met zijn tweeën, kies   één van de twee teksten. Lees nu beide de tekst voor jezelf. maak aantekeningen in het Nederlands. Vertel aan elkaar wat je gelezen hebt. 
Maak nu de vragen die bij de tekst horen

Vertaling van de opdracht:
Seite 20 Lees de tekst en kruis aan of de volgende zinnen goed of fout zijn
Seite 21 Lees de tekst en verbind het automerk met het passende embleem
 
 
timer
15:00

Slide 32 - Diapositive

Blok B Seite 17
Was?                Aufgabe neun Zahlen 

Wie?                  zusammen Schrijf bij opdracht 9 
                            9 cijfers op tussen 0 en 30

Wielange?      zehn Minuten
                    

Slide 33 - Diapositive

Aufgabe 10 Zahlen
Was?                10 Seite 18
Bedenk een getal tussen 21 en 100 en noteer deze
nu ga je rekenen
plus is + 
minus is -
Wie?                  Allein
Wielange?      zehn Minuten
                    

Slide 34 - Diapositive

Aufgabe 11
Was? Luister naar het Alfabet en 
onderstreep in je werkboek alle letters die in het Duits anders worden uitgesproken dan in het Nederlands. Daarna luister je nog een keer en spreek je de letters na. 

Alphabet

Slide 35 - Diapositive

Plauderecke Seite 40
Plaudern betekent kletsen, Ecke is hoek  dus kletshoek!
Luister eerst mee naar de plauderecke en spreek na, daarna ga je de zinnen bij aufgabe 12 aanvullen
Was?                 Aufgabe 12 Seite  18
Wie?                  zusammen 
Wielange?      zehn Minuten
                    
Plauderecke C (Seite 40)

Slide 36 - Diapositive

Aufgabe 13
1. Je werkt met zijn tweeën, de een stelt de vraag in het Duits de       ander geeft in het Duits antwoord.
2. Alle vragen gedaan? dan wisselen van rol.
3, Nogmaals maar nu heeft degene die antwoord geeft het 
    boek dicht, verzin nu zelf een antwoord. 
    Maak gebruik van de vraag!


Slide 37 - Diapositive

Hausaufgaben 
Machen:  9 t/m 12
Lernen: Wörterliste A und B
(Seite 38)
Lernen: Grammatik Fragewörter und Zahlen 
(Seite 41, 42)




Slide 38 - Diapositive

üben mit Wörterliste A und B

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive