Uitleg Future (grammar 8)

Welcome all!

Today our lesson will be about the future tense with questions! 
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welcome all!

Today our lesson will be about the future tense with questions! 

Slide 1 - Diapositive


Read the explanation carefully.
It will help you to understand the grammar!

Slide 2 - Diapositive

THE FUTURE (toekomst)
   * Er zijn vier werkwoordsvormen om over de toekomst te praten in het Engels.
Present Simple
Present Continuous
Will / Shall + hele werkwoord
to be going to + hele werkwoord

Slide 3 - Diapositive

PRESENT SIMPLE
Wanneer gebruik je deze vorm?
* Als iets volgens schema gaat gebeuren, bv. de tijden van een trein.

Examples:
- The shop closes at 8 PM. 
- The bus arrives at 10.23 AM.

Slide 4 - Diapositive

Present Continuous
Wanneer gebruik je deze vorm?
* Als dingen al gepland zijn en ze vrijwel zeker gaan gebeuren, bv. je geeft een feestje en hebt al een locatie geregeld.

Example:
- I  am throwing a party this Saturday.

Slide 5 - Diapositive

Will / Won't + hele werkwoord
Wanneer gebruik je deze vorm?
* Als het plan ontstaat tijdens een gesprek
* Bij een voorspelling die gebaseerd is op een mening
* Bij een spontaan aanbod, weigeringen, beloftes, voorstellen of verzoeken.
* Bij feiten.
* Bij onzekerheid over de toekomst, i.c.m. possibly, probably, I think

(Zie voorbeelden op de volgende slide)

Slide 6 - Diapositive

Will / Won't + hele werkwoord
Examples:
- Are you feeling sick? I will get you a cup of tea 
- I think your party will be great!
- Will you go to the movies with me?
- There will always be a tomorrow. 
- I think we will not (or won't) see each other for a few weeks.
Wanneer gebruik je deze vorm?
* Als het plan ontstaat tijdens een gesprek
* Bij een voorspelling die gebaseerd is op een mening
* Bij een spontaan aanbod, weigeringen, beloftes, voorstellen of verzoeken.
* Bij feiten.
* Bij onzekerheid over de toekomst, i.c.m. possibly, probably, I think


Slide 7 - Diapositive

To be going to + hele werkwoord
Wanneer gebruik je deze vorm?
* Als het plan er al was voor het gesprek.
* Bij een voorspelling die gebaseerd is op een aanwijzing.

Examples:
- We are going to take lots of pictures.
- The weather is going to be lovely today, look at the blue sky!


Slide 8 - Diapositive

I ______ (visit)my grandmother next week. She just called.
A
am going to visit
B
will visit
C
shall visit

Slide 9 - Quiz

Look at the clouds! I think it ______ (rain).
A
will rain
B
shall rain
C
is going to rain

Slide 10 - Quiz

The train ______ (leave) at 14.00 p.m.
A
is going to leave
B
will leave
C
leaves

Slide 11 - Quiz