NN2 Blok 3 H4 Woordenschat: achtervoegsels les 1

1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive


Ik zit klaar voor de les:

  • Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, laptop).
  • Mijn telefoon is in de telefoontas.
  • Mijn jas hangt over de stoel.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik heb geen eten of drinken meer bij mij.

Slide 2 - Diapositive


Terugblik:

De vorige les ging over voorvoegsels.
Wat zijn dat?

Slide 3 - Diapositive

Jaar 2 H4 Woordenschat: achtervoegsels deel 1

Slide 4 - Diapositive

In de Disneyfilm Mary Poppins (1964) gebruikt Mary Poppins het superlange woord ‘supercalifragilisticexpialidocious’. In het Nederlands wordt het soms vertaald als ‘superformiweldigeindefantakolosachtig’.

Wat zou superformiweldigeindefantakolosachtig kunnen betekenen?

Slide 5 - Question ouverte

Verdeel de Nederlandse vertaling in stukjes.

superformiweldigeindefantakolosachtig

Slide 6 - Question ouverte

Kijk naar je antwoord bij vraag 2. Wat valt je op?

Slide 7 - Question ouverte


Deze les:
  • Nakijken huiswerk
  • Instructie
  • Samen opdracht 1
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 8 - Diapositive


Lesdoel:
  1. Ik ken de betekenis van veelvoorkomende achtervoegsels
  2. Ik kan de betekenis van woorden vinden met behulp van achtervoegsels
  3. Ik ken de betekenis van de woorden en uitdrukkingen van dit hoofdstuk

Slide 9 - Diapositive



Instructie over achtervoegsels.

Slide 10 - Diapositive

Achtervoegsels
Sommige woorden bestaan uit een woord en een voorvoegsel. Er zijn ook woorden met een achtervoegsel. Als je de betekenis van een deel van het woord weet, kun je de betekenis van een woord met een achtervoegsel soms wel bedenken. 

Bijvoorbeeld:
"Deze laarzen zijn heel goed bruik-baar als het glad is."
In bruikbaar herken je het woord gebruiken. Bruikbaar betekent dus: je kunt het gebruiken.
Achtervoegsels die veel voorkomen, zijn: -lijk, -heid, -teit, -baar, -atie, -aard, -aar, -isch, -ing, -ig.

Soms geven achtervoegsels woorden een andere betekenis: 
-loos: waardeloos = zonder waarde
-vol: smaakvol = met veel smaak
-lijks: wekelijks = elke week

Slide 11 - Diapositive

Vul in welk(e) woord(en) je herkent in het woord in HOOFDLETTERS:

Oude mensen hebben vaak last van EENZAAMHEID, daarom ga ik DAGELIJKS even langs bij mijn oude buurvrouw.

Slide 12 - Question ouverte

Vul in welk(e) woord(en) je herkent in het woord in HOOFDLETTERS:

David zit er SMAKELIJK van te eten, maar ik vind meelwormen niet EETBAAR

Slide 13 - Question ouverte

Vul in welk(e) woord(en) je herkent in het woord in HOOFDLETTERS:

Tijdens de OPENING van het gala ging er iets mis met het geluid, daardoor was het filmpje GELUIDLOOS

Slide 14 - Question ouverte

Vul in welk(e) woord(en) je herkent in het woord in HOOFDLETTERS:

De VIJFLING kreeg zilveren RAMMELAARS van de burgemeester.

Slide 15 - Question ouverte

Vul in welk(e) woord(en) je herkent in het woord in HOOFDLETTERS:

Sylvia is een LUIAARD en ze doet erg AANSTELLERIG

Slide 16 - Question ouverte

Vul in welk(e) woord(en) je herkent in het woord in HOOFDLETTERS:

Vooral in de PUBERTEIT zijn SEKSISTISCHE opmerkingen erg vervelend.

Slide 17 - Question ouverte

Maak opdracht 2 (103 - 104) 

Slide 18 - Diapositive

Verbind de woorden met de juiste betekenis:
zeker
over de hele wereld
echt
verdeeld
verspreid
wereldwijd
origineel
ongetwijfeld

Slide 19 - Question de remorquage

Leest tekst 1 in je Nederlandse boek op blz 103-104

Welk werkwoord herken je in het woord ONTELBARE in de titel?

Slide 20 - Question ouverte

Wat betekent 'ontelbaar'?

(kijk naar het voor- en achtervoegsel)

Slide 21 - Question ouverte

Welk woord herken je in 'telling' in alinea 1?

Slide 22 - Question ouverte

Wat betekent het woord 'telling'?

Slide 23 - Question ouverte

Waarom noemt men de meest bijzondere brug (al. 3) de Anaconda of de Pythonbrug?

Slide 24 - Question ouverte

Wat betekent ben je (…) dagen bezig in alinea 5?
A
Je bent erg lang bezig
B
Je bent te lang bezig
C
Je bent precies twee dagen bezig

Slide 25 - Quiz

Vul een voorbeeld in bij het woord dat ontstaat als je bij oneven (al. 5) het voorvoegsel weglaat.

Slide 26 - Question ouverte

Verbind elk woord uit de tekst met de juiste betekenis.
sierlijk
ongewone
gedeelte
maakt ... vast
wat veel mensen kennen
elegant
bekend
bijzondere
onderdeel
verbindt

Slide 27 - Question de remorquage

Verbind elk woord uit de tekst met de juiste betekenis.
is afkomstig uit de tijd van
verschillende
voorbijgaan
dingen die heel knap of kunstig gemaakt zijn
absoluut nodig
op hetzelfde moment
passeren
tegelijk
dateert van
noodzakelijk
diverse
hoogstandjes

Slide 28 - Question de remorquage

Verbind elk woord uit de tekst met de juiste betekenis.
heel mooi vinden
waardering
hebben, krijgen
een ding van iets waarvan er nog meer zijn
exemplaar
genieten
erkenning
bewonderen

Slide 29 - Question de remorquage

Wat past in de zin?
Ik heb veel ... voor mensen die altijd op tijd komen, want mij lukt dat niet.
A
bewondering
B
waardering
C
elegantie
D
noodzaak

Slide 30 - Quiz

Wat past in de zin?
Deze ontwerpster heeft voor de modeshow een paar kunstige ... gemaakt
A
passage
B
noodzakelijk
C
elegante
D
hoogstandjes

Slide 31 - Quiz

Wat past in de zin?
De vrouw die mij net belde was verkeer ... , zei ze.
A
gedateerd
B
bewonderd
C
verbonden
D
gestuurd

Slide 32 - Quiz

Wat past in de zin?
Waar heb jij die ... laarsjes gekocht?
A
gepasseerde
B
elegante
C
noodzakelijke
D
tegelijk

Slide 33 - Quiz

Wat past in de zin?
Vlak voor de eindstreep werd ik door mijn tegenstander ... en werd ik tweede.
A
gedateerd
B
genoteerd
C
gezien
D
gepasseerd

Slide 34 - Quiz

Wat past in de zin?
De uitvinding van de computer ... uit de 20ste eeuw.
A
vond
B
vervalt
C
dateert
D
noteert

Slide 35 - Quiz

Maak met het woord: TEGELIJK
een zin waaruit de betekenis blijkt.
De zin moet minstens zeven woorden hebben.
Je mag de vorm van het woord veranderen.

Slide 36 - Question ouverte

Maak met het woord: EXEMPLAREN
een zin waaruit de betekenis blijkt.
De zin moet minstens zeven woorden hebben.
Je mag de vorm van het woord veranderen.

Slide 37 - Question ouverte

Maak met het woord: ONDERDELEN
een zin waaruit de betekenis blijkt.
De zin moet minstens zeven woorden hebben.
Je mag de vorm van het woord veranderen.

Slide 38 - Question ouverte

Maak met het woord: BIJZONDERE
een zin waaruit de betekenis blijkt.
De zin moet minstens zeven woorden hebben.
Je mag de vorm van het woord veranderen.

Slide 39 - Question ouverte

Maak met het woord: GENIETEN
een zin waaruit de betekenis blijkt.
De zin moet minstens zeven woorden hebben.
Je mag de vorm van het woord veranderen.

Slide 40 - Question ouverte

Maak met het woord: VERBINDEN
een zin waaruit de betekenis blijkt.
De zin moet minstens zeven woorden hebben.
Je mag de vorm van het woord veranderen.

Slide 41 - Question ouverte


Evaluatie:
  1. Wat was het lesdoel?
  2. Hoe ging het vandaag?
  3. Wat is het huiswerk:

Slide 42 - Diapositive

Huiswerk:


Maak opdracht 2 (103 - 104) 

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Diapositive