DE GROTE DIT MOET JE WETEN VOOR JE PTA - LESSON UP
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 4
Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
DE GROTE DIT MOET JE WETEN VOOR JE PTA - LESSON UP
Slide 1 - Diapositive
Voorbeelden van primaire inkomens zijn:
A
loon, huur en WW-uitkering
B
winst, rente en huur
C
Wlz-uitkering, AOW-uitkering en WW-uitkering.
D
AOW-uitkering, pacht en loon
Slide 2 - Quiz
Wat is een voorbeeld van secundair inkomen?
A
Winst van je eigen bedrijf
B
Kinderbijslag
C
Salaris
Slide 3 - Quiz
Wat is GEEN overdrachtsinkomen?
A
Kinderbijslag
B
Winst
C
Studiefinanciering
D
Huurtoeslag
Slide 4 - Quiz
Wat zijn overdrachtsinkomen?
A
Inkomsten die je krijgt als uitkering, zoals WW.
B
Inkomen die je krijgt als je overgedragen wordt.
C
Inkomen die je krijgt bij de overdracht van goederen.
D
Inkomen die je krijgt van je spaargeld, rente.
Slide 5 - Quiz
Hoeveel % van het inkomen verdient de armste 40% van de personen?
Slide 6 - Question ouverte
Hoeveel % van het inkomen verdient de rijkste 20% van de personen?
Slide 7 - Question ouverte
Mijn inkomen is gestegen van €2650 naar €2700 Inflatie is 1% Is mijn koopkracht toegenomen?
Slide 8 - Question ouverte
Noem 3 oorzaken van inflatie
Slide 9 - Question ouverte
Leg de loon-prijsspiraal in stappen uit
Slide 10 - Question ouverte
Indexcijfers
Berekeningen indexcijfers:
Indexcijfer berekenen?
(gegeven van nieuw jaar : gegeven van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.
Indexcijfer 2013 = 2,64 : 2,75 x 100 = 96
Slide 11 - Diapositive
Wat is het indexcijfer van 2016?
A
98,9
B
101,1
C
98
D
101
Slide 12 - Quiz
Indexcijfer 2020 100 2021 102,1 Bereken de prijs van een paar schoenen in 2021, als de prijs in het basisjaar 130 euro was.
Slide 13 - Question ouverte
Waar staan de letters CPI voor?
A
Consumenten Prijs Indexcijfer
B
Consumenten Product Informatie
C
Centrale Prijs Inspectie
D
Collectieve Prijs Introductie
Slide 14 - Quiz
Inflatie van 4%, wat is het consumentenprijs indexcijfer (CPI)?
A
104
B
96
C
4
D
0.04
Slide 15 - Quiz
wat
weging
index
kleding
35%
108
voeding
25%
112
huisvesting
40%
90
A
CPI = 99,2
B
CPI = 101,8
C
CPI = 102
D
CPI = 102,4
Slide 16 - Quiz
ECB
De belangrijkste taak van de Europese Centrale Bank (ECB) is om te zorgen dat er niet teveel inflatie is. Zo houdt de euro zijn waarde.
Dat kan de ECB doen door de rente te verhogen of verlagen.
Gewone banken zoals Rabobank en ING berekenen deze rente door aan hun klanten.
Slide 17 - Diapositive
De ECB verlaagt de rente. Wat gebeurt er met de inflatie?
A
De inflatie blijft gelijk
B
De inflatie stijgt
C
De inflatie daalt
Slide 18 - Quiz
Noem de 3 spaarmotieven
Slide 19 - Question ouverte
Robert zet €1.500 op een spaardeposito Hij ontvangt van de bank 1,5% rente Hoeveel rente ontvangt hij na 1 jaar Hoeveel rente heeft hij in totaal na 3 jaar ontvangen?
Slide 20 - Question ouverte
Marieke zet €3.000,- op een spaarrekening met 1,5% samengestelde rente. Bereken hoeveel geld er na 3 jaar op deze spaarrekening staat
Slide 21 - Question ouverte
Marieke zet €3.000,- op een spaarrekening met 1,3% samengestelde rente, na 2 jaar verandert het percentage in 1,7% bereken hoeveel geld er na 3 jaar op deze spaarrekening staat.
Slide 22 - Question ouverte
Aandelen en obligaties
Hoe zat het ook alweer:
Aandeel: stukje van een bedrijf
Obligatie: stukje van een grote lening (van bedrijf of overheid)
Aandeel: rendement door koerswinst en dividend (stukje van de winst)
Obligatie: rendement door koerswinst en periodieke rente
Slide 23 - Diapositive
Jan heeft op 1 jan 2010 voor €3000,- aandelen Shell gekocht, dit aandeel kostte €15,- Elk jaar krijgt hij €1,50 dividend per aandeel, Hij verkoopt het op 1 jan 2015 voor 14,50 Wat is het rendement geweest in euro's
Slide 24 - Question ouverte
Hoeveel is het rendement van deze belegging (€ 1.400) in procenten van de inleg (€ 3.000)?
Slide 25 - Question ouverte
Wat zijn kredietkosten?
A
de kosten van de rente
B
de kosten van een lening
C
de kosten die je betaalt voor een betaalrekening
D
creditcard kosten
Slide 26 - Quiz
Bij Bol.com kun je een tv op afbetaling kopen. De prijs is € 1.200,-. Bij koop op afbetaling betaal je 36 maanden een bedrag van €42,80. Bereken hoeveel procent de totale kredietkosten (rentekosten) als percentage van het geleende bedrag zijn .
Slide 27 - Question ouverte
Stel de nominale rente is 5% en de inflatie 6%. Wat gebeurt er met de koopkracht?
A
wordt -1%
B
wordt 1%
C
wordt 11%
D
wordt -11%
Slide 28 - Quiz
Noem de 4 leenmotieven
Slide 29 - Question ouverte
Mark wil graag een nieuwe telefoon kopen. Zijn vader heeft deze maand geld tekort vanwege de aanbetaling van de vakantie.