Woordenschat Disk Thema 15 week 1 overtuigen

ac·te·ren
[acteerde, heeft geacteerd]

een rol hebben in een toneelstuk=toneelspelen→

Ik houd van acteren
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
ANT2+Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

ac·te·ren
[acteerde, heeft geacteerd]

een rol hebben in een toneelstuk=toneelspelen→

Ik houd van acteren

Slide 1 - Diapositive

de ac·ti·vi·teit
[activiteiten]
iets waar je mee bezig bent; iets wat je kunt doen→

voor de jeugd waren er verschillende activiteiten georganiseerd

Slide 2 - Diapositive

het ad·vies
[adviezen]

de raad→

de dokter gaf de patiënt het advies nog een dag thuis te blijven

Slide 3 - Diapositive

al·ler·eerst
[bijwoord]

in de eerste plaats; om te beginnen→

allereerst wil ik Ahmed hartelijk bedanken

Slide 4 - Diapositive

al·ler·lei
allerlei dieren zijn dieren van verschillende soorten; allerlei boeken zijn boeken van verschillende soorten=allerhande → 
in deze winkel kun je allerlei spullen kopen

Slide 5 - Diapositive

be·den·ken
[bedacht, heeft bedacht]

denkend een idee krijgen=verzinnen [iemand bedenkt iets, bijv. een verhaal]→ laten we een mooie naam bedenken voor onze hond

Slide 6 - Diapositive

be·gin·nen
[begon, is begonnen]

gaan doen =aanvangen↔eindigen
[iemand begint (aan iets of met iets)]→ wanneer ga je aan je werk beginnen?

Slide 7 - Diapositive

be·perkt
[bijvoeglijk naamwoord]

iets wat beperkt is, is door grenzen kleiner gemaakt of is niet volledig→
wij kunnen hier maar een beperkte tijd blijven

Slide 8 - Diapositive

be·rei·ken
[bereikte, heeft bereikt]

op een bepaald punt komen=halen→  met al dat gezeur bereik je niks

hoe kan ik je bereiken?

Slide 9 - Diapositive

zich be·vin·den
[bevond zich, heeft zich bevonden]
ergens aanwezig zijn [iets of iemand bevindt zich op of in een plaats]→ het kerkje bevond zich op een heuvel

Slide 10 - Diapositive

het doel
[doelen]

iets wat je wilt bereiken→ het is mijn doel om goed Nederlands te leren

Slide 11 - Diapositive

ein·de·lijk
[bijwoord]
na een lange tijd; na lang wachten= uiteindelijk→ na lang wachten kreeg zij eindelijk haar verblijfsvergunning

Slide 12 - Diapositive

en·thou·si·ast
antoezjast 

iemand die enthousiast is, is met veel plezier bezig, of heeft veel zin in iets→ Mariam was heel enthousiast over de cursus

Slide 13 - Diapositive

Eu·ro·pees
Europese zaken hebben te maken met Europa→

er was een vergadering van alle Europese landen

Slide 14 - Diapositive

ge·brui·ken
[gebruikte, heeft gebruikt]

als hulpmiddel hebben= hanteren [iemand gebruikt iets]→ de schrijver gebruikt nog steeds pen en papier om zijn boeken te schrijven

Slide 15 - Diapositive

ge·lo·ven
[geloofde, heeft geloofd]
denken dat iets waar is, helemaal vertrouwen op iets of iemand [iemand gelooft (in God)]→ ik geloofde haar meteen toen ze zei dat ze een andere afspraak had

Slide 16 - Diapositive

ge·wend
bijv.nw.
iemand die iets gewend is, vindt het gewoon→

  Yasser  is nog niet gewend aan het klimaat in Nederland

Slide 17 - Diapositive

haast
als je weinig tijd hebt, of als je snel iets wilt doen→

ik ga nu weg want ik heb haast

Slide 18 - Diapositive

hart·stik·ke
[bijwoord] (informeel)

heel erg=ontzettend→

mijn vriend is hartstikke blij met zijn nieuwe auto

Slide 19 - Diapositive

her·ken·nen
[herkende, heeft herkend]
door zien of horen weer weten wat of wie iets of iemand is [ iemand herkent iemand of iets]→met zijn donkere bril werd hij door niemand  herkend

Slide 20 - Diapositive

hoofd·per·soon
[de hoofdpersonen]

de belangrijkste persoon in een boek of film→ de hoofdpersoon  van het boek is een meisje uit Eritrea

Slide 21 - Diapositive

hoog
ver boven de grond↔ laag

er komt een hoog gebouw in de stad

Slide 22 - Diapositive

de hulp
[hulpen]
de keer dat je iemand helpt of geholpen wordt → Mohammed kreeg veel hulp bij het verhuizen




Slide 23 - Diapositive

het in·ter·view
een gesprek waarbij een persoon vragen stelt en de andere persoon antwoordt→
gisteravond was er een interview met de koning op de televisie

Slide 24 - Diapositive

de jour·na·list
iemand die in kranten, op radio en televisie vertelt wat er in de wereld gebeurt→
alle kranten stuurden journalisten naar het oorlogsgebied

Slide 25 - Diapositive