H6 Formatieve evaluatie

1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Combineer de juiste zinnen met de woorden:
*Consument
*Producent
*Reducent
*Afvaleters
Zet afvalresten om in mineralen
Legt energie vast in glucose
Verbrand glucose voor energie
Eet resten en maakt afval klein

Slide 2 - Question de remorquage

Zet de organismen bij de juiste begrippen.
*Consument
*Producent
*Reducent
*Afvaleters
Regenworm
Koolmees
Gras
Paddenstoel
Kamerplant
Koe
Mestkever
Tuinslak
Koolwitje
Melkzuurbacterie

Slide 3 - Question de remorquage

Combineer de juiste begrippen.
Fotosynthese
Verbranding
Energie uit zonlicht
Energie komt vrij
Koolstofdioxide
Zuurstof
Glucose
Water

Slide 4 - Question de remorquage

In welk deel van de kringloop van fotosynthese en verbranding horen de deelnemers van de voedselkringloop?
Fotosynthese
Verbranding
Producent
Consument
Afvaleter
Reducent

Slide 5 - Question de remorquage

Maak de reactievergelijking van fotosynthese kloppend.
+
+
  _______>
Zonlicht
Koolstofdioxide
Zuurstof
Water
Glucose

Slide 6 - Question de remorquage

Maak de reactievergelijking van verbranding kloppend.
+
+
  _______>
Verbranding
Koolstofdioxide
Zuurstof
Water
Glucose

Slide 7 - Question de remorquage

Hiernaast zie je een schematische weergave van de fotosynthese. Vul het plaatje verder in.
Water
Zonlicht
Glucose
Zuurstof
Koolstofdioxide

Slide 8 - Question de remorquage

Wie zetten alle resten van planten en dieren om in mineralen?
A
Afvaleters
B
Producenten
C
Reducenten
D
Consumenten

Slide 9 - Quiz

Wie gebruiken de energierijke voedingsstoffen die planten maken?
A
Producenten
B
Afvaleters
C
Reducenten
D
Consumenten

Slide 10 - Quiz

Wie eten resten van producenten en consumenten?
A
Reducenten
B
Producenten
C
Afvaleters
D
Consumenten

Slide 11 - Quiz

Wie leggen tijdens de fotosynthese energie uit zonlicht vast in glucose?
A
Producenten
B
Afvaleters
C
Consumenten
D
Reducenten

Slide 12 - Quiz

Sleep de juiste cel naar de voedselkringloop.
Consumenten
Reducenten
Producenten
Afvaleters

Slide 13 - Question de remorquage

Benoem de nummers 1 t/m 3.
1 =
2 =
3 =
Fotosynthese
Verbranding
Opslag van koolstof

Slide 14 - Question de remorquage

Welke zin is juist?
A
De ecologische voetafdruk is overal op de wereld even groot
B
De gemiddelde Nederlander heeft een duurzame ecologische voetafdruk
C
Met de huidige ecologische voetafdruk hebben we wereldwijd niet genoeg aan één wereldbol
D
Arme landen hebben vaak een grotere ecologische voetafdruk dan rijke landen

Slide 15 - Quiz

Kringloop van fotosynthese en verbranding.
Sleep de begrippen naar de goede plaats.
CO2 en H2O
Glucose en O2
Verbranding
Fotosynthese
Energie in de kringloop
Energie uit de kringloop

Slide 16 - Question de remorquage

Noteer de kringloop van fotosynthese en verbranding, door de woorden naar de juiste plaats te slepen. 
Zuurstof
Water
Koolstofdioxide
Glucose

Slide 17 - Question de remorquage

Is de kringloop van de veeteelt, zoals in het plaatje hiernaast, een gesloten kringloop of niet?
A
Gesloten
B
Niet gesloten

Slide 18 - Quiz

Welke kringloop zie je in het plaatje hiernaast? En is de kringloop gesloten of niet?
A
Zuurstofkringloop; gesloten
B
Koolstofkringloop; gesloten
C
Zuurstofkringloop; niet gesloten
D
Koolstofkringloop; niet gesloten

Slide 19 - Quiz

Is de waterkringloop zoals in het plaatje hiernaast een gesloten kringloop of niet?
A
Gesloten
B
Niet gesloten

Slide 20 - Quiz

In de natuur wordt alles wat gebruikt wordt ook weer aangevuld. Hierdoor gaan er geen stoffen verloren. Hoe noem je dit?
A
Open kringloop
B
Gesloten kringloop
C
Kringloop van het leven
D
Ecologische voetafdruk

Slide 21 - Quiz

Wanneer de melkkoeien buiten komen staan ze vaak op eentonige weilanden te grazen. Waar is dit een voorbeeld van?
A
Monocultuur
B
Intensieve akkerbouw
C
Intensieve veeteelt en intensieve akkerbouw
D
Monocultuur en intensieve veeteelt

Slide 22 - Quiz

Een gemengd bedrijf heeft zowel akkerbouw als veeteelt. Welke invloed heeft dit op het gebruik van kunstmest door het bedrijf?
A
Het bedrijf gebruikt minder kunstmest omdat het de mest van de eigen veestapel kan gebruiken voor de akkerbouw.
B
Het bedrijf gebruikt evenveel kunstmest omdat de akkerbouw een monocultuur is en er dus veel mest nodig is.
C
Het bedrijf gebruikt meer kunstmest omdat voor zowel de akkerbouw als voor de veeteelt kunstmest nodig is.

Slide 23 - Quiz

Het woord 'gewasbeschermingsmiddelen' klinkt vriendelijk, maar het gaat hier eigenlijk gewoon om gifstoffen. Wat zijn andere woorden voor gewasbeschemringsmiddelen? Zet het vinkje erbij.
Pesticide
Onkruidverdelger
Bestrijdingsmiddel
Biocide
Herbicide

Slide 24 - Question de remorquage

Wat wordt aan vee gegeven om ze extra te laten groeien, behalve weinig bewegingsruimte?
A
Proteïnedrank
B
Krachtvoer
C
Proteïnedrank en krachtvoer
D
Groeihormonen

Slide 25 - Quiz

In de afbeelding zie je een bestrijdingsmiddel. Dit bestrijdingsmiddel blijft heel lang in de bodem aanwezig.
Is dit middel selectief? En is dit middel biologisch afbreekbaar?
A
Selectief: ja Biologisch afbreekbaar: ja
B
Selectief: ja Biologisch afbreekbaar: nee
C
Selectief: nee Biologisch afbreekbaar: ja
D
Selectief: nee Biologisch afbreekbaar: nee

Slide 26 - Quiz

Waar hoort welk afval?
Nuttige toepassing
Verbranden
Storten

Slide 27 - Question de remorquage


Wie heeft er gelijk? 
Limei en Lieke bespreken op welke manier drinkwater wordt gemaakt.
Lieke zegt: Drinkwater wordt gemaakt uit oppervlaktewater. Aan dit water worden bacteriën toegevoegd om het te reinigen.
Limei zegt: Drinkwater wordt gemaakt uit grondwater. Dit wordt gefilterd en gezeefd en daarna wordt het behandeld met ultraviolette straling.

A
Alleen Lieke heeft gelijk
B
Alleen Limei heeft gelijk
C
Beide hebben gelijk
D
Beide hebben ongelijk

Slide 28 - Quiz

Is de energiebron van fossiele afkomst of niet?
Fossiele brandstof
Niet fossiele brandstof
Aardgas
Aardolie
Steenkool
Houtskool
Hout
Kernenergie
Wind

Slide 29 - Question de remorquage


Wie heeft er gelijk? 
Over fossiele brandstoffen worden enkele uitspraken gedaan.
Stavia zegt: “Bij de verbranding van fossiele brandstoffen komt stikstofoxide vrij. Hierdoor wordt het op aarde steeds warmer.”
Marlinde zegt: “De afvalgassen die bij de verbranding vrijkomen, kunnen op warme windstille dagen zorgen voor smog.”

A
Alleen Stavia heeft gelijk
B
Alleen Marlinde heeft gelijk
C
Beide hebben gelijk
D
Beide hebben ongelijk

Slide 30 - Quiz


Verschillende stoffen spelen een rol bij de verzuring. Bekijk de afbeelding hiernaast. Welke stoffen moeten ingevuld worden op plaats 1 en welke op plaats 2? 
A
1: Zwaveldioxide en stikstofoxide 2: Zwavelzuur en salpeterzuur
B
1: Zwaveldioxide en salpeterzuur 2: Ammoniak
C
1: Zwavelzuur en salpeterzuur 2: Stikstofoxide
D
1: Zwavelzuur en ammoniak 2: Stikstofoxide

Slide 31 - Quiz

Het broeikaseffect is ...
A
Onzin, bestaat niet echt!
B
Heeeel slecht!
C
Fijn voor tuinders!
D
Top! Lekker warm!

Slide 32 - Quiz

Bij verbranding van bijvoorbeeld benzine in een auto ontstaat koolstofdioxide.
Welk nadeel levert de uitstoot van te veel koolstofdioxide op langere termijn op?
A
Een toename van de hoeveelheid koolstofdioxide veroorzaakt accumulatie in de voedselketen.
B
Een toename van de hoeveelheid koolstofdioxide veroorzaakt overbemesting van de bodem.
C
Een toename van de hoeveelheid koolstofdioxide versterkt het broeikaseffect.

Slide 33 - Quiz

Welke van de volgende verschijnselen zijn de oorzaak van het versterkte broeikaseffect? Let op: meerdere antwoorden zijn juist. 
De hoeveelheid koolstofdioxide in de lucht stijgt.
Het waterpeil van de Noordzee is gestegen.
In Nederland regent het steeds vaker.
Steeds meer mensen op aarde gebruiken energie.
1
2
4
3

Slide 34 - Question de remorquage

Wat is het versterkte broeikaseffect?
A
De laag broeikasgassen wordt dikker, waardoor het steeds warmer wordt
B
Het gat in de ozonlaag wordt groter
C
Het wordt kouder op aarde

Slide 35 - Quiz

PAPIER en KARTON
RESTAFVAL
PMD
GFT

Slide 36 - Question de remorquage

PAPIER en KARTON
RESTAFVAL
PMD
GFT

Slide 37 - Question de remorquage

'Gewone' landbouw
Biologische landbouw
Mest van dieren
Kunstmest
Plaagdieren chemisch bestrijden
Plaagdieren met natuurlijke vijand bestrijden
Dieren hebben meer ruimte
Dieren hebben minder ruimte
Duurder vlees
Goedkoper vlees

Slide 38 - Question de remorquage


Wat is de meest duurzame keuze?
Keuze 1: groente in blik kopen en daarna het blik bij het plastic afval gooien.
Keuze 2: zelf een groentezakje meenemen naar de supermarkt en daar losse groente kopen.
A
Keuze 1
B
Keuze 2
C
Keuze 1 en 2 zijn even duurzaam
D
Geen van beide keuzes is duurzaam

Slide 39 - Quiz


Wat is de meest duurzame keuze?
Keuze 1: gangbare melk
Keuze 2: biologische melk
Keuze 3: plantaardige melk (bijvoorbeeld soja melk)

A
Keuze 1
B
Keuze 2
C
Keuze 3
D
Keuze 2 en 3 zijn even duurzaam

Slide 40 - Quiz

Wat is geen vorm van duurzame energie?
A
Zonne energie
B
Wind energie
C
Energie uit biomassa
D
Energie uit fossiele brandstoffen

Slide 41 - Quiz


Zonne-energie is een duurzame energiebron. "Duurzaam" betekent:
A
Raakt op
B
Meerdere keren te gebruiken
C
Raakt nooit op
D
Er komt steeds minder van

Slide 42 - Quiz

Is windenergie een duurzame energiebron?

A
Ja
B
Nee

Slide 43 - Quiz

Minder of geen vlees eten
A
Milieubewust
B
Niet milieubewust

Slide 44 - Quiz

Wat is de duurzame keuze?
duurzame keuze
of
of
of
of

Slide 45 - Question de remorquage

Wat is de duurzame keuze?
Duurzame keuze
of
of
of

Slide 46 - Question de remorquage

Hieronder staan een paar voorbeelden van dingen die je anders kunt doen. Wat is een voorbeeld van welke vorm van duurzaam leven?
Duurzame
energie
Duurzaam
voedsel
Duurzame
grondstoffen

Slide 47 - Question de remorquage

Duurzaam
Niet duurzaam
Veel gamen
Vliegvakantie
Zonnepanelen kopen
Elke dag vlees eten
Veel kleding kopen bij H&M
Elektrische fiets gebruiken
Flesje water kopen
Kleren twee dagen aan 

Slide 48 - Question de remorquage