5.2 Planten groeien (1V)

Nectar H5 Planten
Deze les: 
  • §5.2 Planten groeien
  • Bespreken Repetitie H3
  • PO Bruine boon

Huiswerk: 
Opdracht 3 t/m 18 van §5.2 

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Nectar H5 Planten
Deze les: 
  • §5.2 Planten groeien
  • Bespreken Repetitie H3
  • PO Bruine boon

Huiswerk: 
Opdracht 3 t/m 18 van §5.2 

Slide 1 - Diapositive

Organen van de plant
Even oefenen!

a. Benoem organen 1 t/m 6
b. In welk orgaan worden zaden gemaakt? 
c. In welk(e) orgaan/organen vindt fotosynthese plaats?
Bloem
1
Vrucht
2
Zaad
3
Blad
4
Stengel
5
Wortel
6

Slide 2 - Diapositive

Hiernaast staat een plantencel, benoem onderdelen 1 t/m 7

Slide 3 - Question ouverte

Hiernaast zie je een doorsnede van een blad. Bij 10 wordt een vaatbundel weergegeven. Uit welke twee vaten bestaat deze? Wat is het verschil?

Slide 4 - Question ouverte

Vervoeren van stoffen
  • Wortelharen => water en mineralen opnemen.
  • Houtvaten vervoeren water en mineralen van de wortels naar de bladeren (omHoog).

  • Bastvaten vervoeren water en voedingsstoffen naar de wortels en de bloemen (Beneden).

  • De waterstroom blijft op gang doordat er water via de huidmondjes verdampt.


Slide 5 - Diapositive

Leerdoelen §5.2
  • Je leert hoe uit een zaadje een plantje komt;
  • Je leert hoe het plantje verder groeit;
  • Je leert hoe een boom groeit.

Slide 6 - Diapositive

De levenscyclus van een plant.

De ontwikkeling van een plant: 
  • Zaad ontkiemt;
  • Plant groeit uit en krijgt bloemen;
  • Uit de bloemen ontstaan vruchten en zaden;
  • De zaden worden verspreid en de cyclus begint opnieuw.  




1
Een bruine boon is een zaad
2
Het zaadje neemt water op via het poortje. Het zaadje zwelt op en de zaadhuid breekt open.
3
Het worteltje komt naar buiten.
4
Het worteltje groeit de bodem in en de zaadlobben komen boven de grond.
5
Het kiemplantje groeit en gebruikt hierbij voedingsstoffen uit de zaadlobben.
6
Het kiemplantje wordt groter en krijgt meer bladeren.
7
Er is een volwassen tomatenplant ontstaan.
8
Aan de bonenplant ontstaan bloemen. Uit de bloemen ontstaan peulvruchten, met zaden. 
9
De bonen uit de peulvrucht zijn de zaden.

Slide 7 - Diapositive

Hoe komt een plant uit een zaadje?
  • Nadat planten hebben gebloeid, veranderen de bloemen in vruchten. 
  • In de vrucht zitten de zaden.
  • De zaden bestaan uit 2 zaadlobben. Daartussen zit de kiem. Om de 2 zaadlobben zit een zaadhuid.

Slide 8 - Diapositive

Hoe komt een plant uit een zaadje?
  • Als er een nieuw plantje uit een zaadje groeit, dan noem je dat ontkiemen. 
  • De kiem, is eigenlijk een mini-plantje. 
  • In de zaadlobben zit heel veel reservervoedsel waardoor de kiem goed kan groeien na de ontkieming.

Slide 9 - Diapositive

Hoe groeit een plantje verder?
  • Als de kiem plantjes steeds groter en zwaarder worden, dan noem je dat groei. 
  • Door lengtegroei vanuit de uiterste topjes, worden de stengels en wortels steeds langer.
  • Als een plant nieuwe delen krijgt, dan noem je dat ontwikkeling.

Slide 10 - Diapositive

Aan het werk 
1. Lees bladzijde 82 + 84 van §5.2
2. Maak opdracht 3 t/m 10 van §5.2

Klaar?
Lees dan 'Hoe groeien bomen' op bladzijde 85 van §5.2

Slide 11 - Diapositive

In de tekening van de binnenzijde van de bruine boon zijn de delen 1, 2 en 3 aangegeven. Bij het ontkiemen van een plantje uit een bruine boon worden bepaalde delen van een zaad groter.
Eén deel wordt dan juist kleiner.
Wat wordt bij de ontkieming groter en wat wordt er kleiner?

A
Groter: 1 en 3 Kleiner: 2
B
Groter: 1 en 2 Kleiner: 3
C
Groter: 2 en 3 Kleiner: 1

Slide 12 - Quiz

In welke fasen van ontkieming vindt fotosynthese plaats?
A
1, 2, 3 en 4
B
2, 3 en 4,
C
3 en 4
D
alleen 4

Slide 13 - Quiz

Hoe groeien bomen?
(lengte groei)
  • Uit de eindknoop groeit de tak verder in de lengte, dit noem je uitlopen.

  • Uit de zijknopen groeien nieuwe zijtakken. 

  • Om de knop zitten knopschubben. Deze schubben beschremen de knop tegen kou en tegen insecten.

Slide 14 - Diapositive

Hoe groeien bomen?
(dikte groei)
  • Door middel van diktegroei worden de takken en de stam steeds dikker. 

  • In de stam zit een groeilaagje, uit deze groeilaag ontstaan nieuwe houtcellen.

  • Het laagje houtcellen dat in een jaar wordt gevormt, noem je een jaarring. 

Slide 15 - Diapositive

Leerdoelen §5.2
  • Je leert hoe uit een zaadje een plantje komt;
  • Je leert hoe het plantje verder groeit;
  • Je leert hoe een boom groeit.

Slide 16 - Diapositive

Eindknop
Bladschijf
Bladsteel
Hoofdnerf
Zijnerf
Bladmoes
Okselknop

Slide 17 - Question de remorquage

Een jaarring bestaat uit een
A
Lichte en een donkere ring
B
2 lichte ringen
C
1 lichte of een donkere ring
D
2 donkere ringen

Slide 18 - Quiz

In een boom is één jaarring veel breder dan de andere jaarringen. Wat kan daarvan de oorzaak zijn?
A
Dat kan komen, doordat de boom in dat jaar te lijden had van een rupsenplaag.
B
Dat kan komen, doordat de winter van dat jaar erg koud was.
C
Dat kan komen, doordat de zomer dat jaar erg droog was.
D
Dat kan komen, doordat het voorjaar van dat jaar heel vochtig en warm was.

Slide 19 - Quiz

Quiz §5.1 Fotosynthese

Slide 20 - Diapositive

Welke stoffen heeft de plant nodig om fotosynthese uit te kunnen voeren?
niet nodig
Zuurstof
Water
Glucose
Koolstofdioxide

Slide 21 - Question de remorquage

Welke vorm van energie is nodig voor fotosynthese?
A
Geen energie is nodig
B
Windenergie
C
Zonne-energie
D
Dit gaat met kolen

Slide 22 - Quiz

Fotosynthese
Glucose
Koolstofdioxide
Zuurstof
Water
Zonlicht

Slide 23 - Question de remorquage

Welke stoffen hebben planten nodig?
  • Water: via de wortels
  • Mineralen: via de wortels
  • Koolstofdioxide: via de huidmondjes gaat dit de bladeren in

Slide 24 - Diapositive

Waarom doen planten aan fotosynthese?
A
Om zich te beschermen tegen de zon
B
Om hun eigen voedsel te produceren (glucose)
C
Om hun energie in kwijt te kunnen
D
Om CO2 en water te produceren

Slide 25 - Quiz

Welke stoffen maakt een plant?
Zuurstof: in de bladgroenkorrels

Glucose: in de bladgroenkorrels

Slide 26 - Diapositive

In welk onderdeel van het blad vind fotosynthese plaats?
A
In de bladgroenkorrels
B
Binnenin de huidmondjes
C
Aan de onderkant van het blad
D
Fotosynthese vind niet plaats in het blad

Slide 27 - Quiz

Wat zorgt voor de groene kleur van de bladeren?
A
Caroteen
B
Bladgroenkorrels
C
Xanthophyll
D
Groene verf

Slide 28 - Quiz

In de afbeelding zijn chrysanten getekend.

Kan bij chrysanten in de bladeren fotosynthese plaatsvinden? En in de stengels? En in de wortels? En in de bloemen?


wel fotosynthese
geen fotosynthese
bladeren
stengels
wortels
bloemen

Slide 29 - Question de remorquage

Nectar H5 Planten
Deze les: 
  • §5.2 Planten groeien
  • Quiz §5.1 Fotosynthese
  • PO Bruine boon
  • Bespreken Repetitie H3

Huiswerk: 
Opdracht 3 t/m 18 van §5.2 

Slide 30 - Diapositive

PO Bruine boon
  1. Lees de opdracht in Classroom 
  2. Bedenk een onderzoeksvraag
  3. Maak per persoon 2 waarnemingstabellen 
  4. Plan een moment in de komende twee weken waarin jullie gaan werken aan de theorie en hypothese
Neem de ingevulde waarnemingstabellen, theorie en hypothese neem naar de volgende les!

Slide 31 - Diapositive