B5 T3 2V

B5 Immuunsysteem
  • Jas uit
  • Spullen op tafel
       Laptop/Leerwerkboek
       Schrift
  • Tas van tafel
  • Lees blz. 221 t/m 224
timer
4:00
Kennen/Kunnen
  • Je kan uitleggen wat een antigeen en een antistof is
  • Je kan uitleggen wat het verschil tussen deze twee is
  • Je kan uitleggen wat immuniteit is en hoe het kan ontstaan
  • Je kunt de 2 verschillende vormen van immuniteit uitleggen en herkennen
Huiswerk T3 B5
Opdr. 1 t/m 9, 5k
OF uitdaging
Opdr. 6 t/m 11
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

B5 Immuunsysteem
  • Jas uit
  • Spullen op tafel
       Laptop/Leerwerkboek
       Schrift
  • Tas van tafel
  • Lees blz. 221 t/m 224
timer
4:00
Kennen/Kunnen
  • Je kan uitleggen wat een antigeen en een antistof is
  • Je kan uitleggen wat het verschil tussen deze twee is
  • Je kan uitleggen wat immuniteit is en hoe het kan ontstaan
  • Je kunt de 2 verschillende vormen van immuniteit uitleggen en herkennen
Huiswerk T3 B5
Opdr. 1 t/m 9, 5k
OF uitdaging
Opdr. 6 t/m 11

Slide 1 - Diapositive

Huiswerkrad
Ga vast naar Lessonup.app en gebruik deze code
Beloning
Straf

Slide 2 - Diapositive

Waar in het lichaam gaat CO₂ het bloed IN?
A
Longen
B
Hart
C
Darmen
D
Bij alle organen

Slide 3 - Quiz

Waar in het lichaam gaat O₂ het bloed IN?
A
Longen
B
Hart
C
Darmen
D
Bij alle organen

Slide 4 - Quiz

Waar in het lichaam komen voedingsstoffen in het bloed?
A
Longen
B
Hart
C
Darmen
D
Bij alle organen

Slide 5 - Quiz

Waar in het lichaam komt water in het bloed?
A
Longen
B
Hart
C
Darmen
D
Bij alle organen

Slide 6 - Quiz

Waar in het lichaam gaat O₂ uit het bloed?
A
Longen
B
Hart
C
Darmen
D
Bij alle organen

Slide 7 - Quiz

Welk bloedonderdeel houdt zich bezig met het bestrijden van ziekten?
A
Witte bloedcellen
B
Rode bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplasma

Slide 8 - Quiz

Lichaamsvreemde stoffen
'Stoffen' die niet in je lichaam thuishoren: lichaamsvreemde stoffen
  • Gif
  • Ziekteverwekkers: bacteriën, virussen, parasieten
  • Bloed of organen van een donor

Slide 9 - Diapositive

Antigenen
Cellen en virussen zijn bedekt met antigenen.
Antigenen = eiwitten aan de buitenkant van een cel
Cellen kunnen elkaar herkennen met antigenen.

Wanneer je lichaam onbekende (=lichaamsvreemde) antigenen ontdekt start het een immuun reactie

Slide 10 - Diapositive

Immuun reactie
Ziekteverwekkers in je lichaam = Infectie
Witte bloedcellen bevechten de 
ziekteverwekkers:
  • insluiten (= opeten)  
  • antistoffen maken

Slide 11 - Diapositive

Antistoffen
  • Witte bloedcellen maken antistoffen
  • Antistoffen 'passen op' antigenen
  • Elk antigen heeft eigen antistof
  • Ziekteverwekkers bedekt met antistoffen zijn hulpeloos
Werking antistoffen

Slide 12 - Diapositive

Immuniteit
Immuun = Lichaam 'kent' de ziekte, de ziekte wordt snel uitgeschakeld.          Je wordt niet ziek

Natuurlijk
Je lichaam komt in
aanraking met de ziekte
Lichaam 'leert' zelf 
antistof aanmaken
Kunstmatig
Inenten met dode/verzwakte ziekte of stukje DNA/RNA
lichaam 'leert' veilig antistof aanmaken

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Allergische reacties





  • Extreme allergische reactie = anafylactische reactie/shock
  • Ana.. reactie is levengevaarlijk
  • Epipen = injectienaald met adrenaline > gaat ana... reactie tegen
  • Allergie = overgevoeligheid voor specifieke stoffen
  • Aanraking met de stof > allergische reactie > rode plek/uitslag/jeuk/opzwellen/etc.
deze stoffen worden ook wel allergenen genoemd. In de afbeelding zie je voorbeelden van mogelijke allergenen

Slide 15 - Diapositive

Hoeveel zin heeft vaccineren tegen:
Waterpokken
A
Je kunt hier geen vaccin voor maken
B
Het vaccin zou niet werken
C
Je wordt tijdelijk immuun
D
Je wordt volledig immuun

Slide 16 - Quiz

Hoeveel zin heeft vaccineren tegen:
Autisme
A
Je kunt hier geen vaccin voor maken
B
Het vaccin zou niet werken
C
Je wordt tijdelijk immuun
D
Je wordt volledig immuun

Slide 17 - Quiz

Hoeveel zin heeft vaccineren tegen:
Polio (kinderverlamming)
A
Je kunt hier geen vaccin voor maken
B
Het vaccin zou niet werken
C
Je wordt tijdelijk immuun
D
Je wordt volledig immuun

Slide 18 - Quiz

Hoeveel zin heeft vaccineren tegen:
Griep
A
Je kunt hier geen vaccin voor maken
B
Het vaccin zou niet werken
C
Je wordt tijdelijk immuun
D
Je wordt volledig immuun

Slide 19 - Quiz

vragen
1. Wat vind je van dit stuk tekst? Waarom, onderbouw je mening.
2. Er staan een aantal fouten in de redenatie van Marsja, welke zijn dat?
?

Slide 20 - Diapositive

Ga aan de slag met: T3 B5
  • Blz. 221 t/m 228
  • Opdr. 1 t/m 9, 5k
OF uitdaging
  • Opdr. 6 t/m 11

Klaar met het bovenstaande?
  • Verder werken/lezen
  • Samenvatten
  • Ander huiswerk
  • Boek lezen
Zs = Werken in stilte
  • Geen vinger opsteken
  • Aan het werk
  • Stil en stoor niemand
  • Blijf op je plek
timer
6:00

Slide 21 - Diapositive

Ga aan de slag met: T3 B5
  • Blz. 221 t/m 228
  • Opdr. 1 t/m 9, 5k
OF uitdaging
  • Opdr. 6 t/m 11

Klaar met het bovenstaande?
  • Verder werken/lezen
  • Samenvatten
  • Ander huiswerk
  • Boek lezen
Zf = Werken met fluisteren
  • Geen vinger opsteken
  • De docent komt langs
  • Aan het werk
  • Fluister alleen met de persoon naast je
  • Blijf op je plek

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Opruimdienst
Vandaag zijn dit
  • Tafels leeg en recht
  • Stoelen aangeschoven
  • Grond vrij van afval

Slide 24 - Diapositive

Afsluiting
  • Je kan uitleggen wat een antigeen en een antistof is
  • Je kan uitleggen wat het verschil tussen deze twee is
  • Je kan uitleggen wat immuniteit is en hoe het kan ontstaan
  • Je kunt de 2 verschillende vormen van immuniteit uitleggen en herkennen

Slide 25 - Diapositive