wk 10: grammatica, schrijven en tekstbegrip

Les 1
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Les 1

Slide 1 - Diapositive

Terugblik
Schrijven:
  • Je hebt verder gewerkt aan je informerende tekst en deze ingeleverd (ook al was deze niet af). 

Grammatica:
  • Je hebt de 3 woordsoorten: znw, bnw en lw herhaald en ermee geoefend.
  • De aantekeningen over het znw en bnw staan in je schrift.

Slide 2 - Diapositive

grammatica
  • Je kent de regels achter het znw, bnw en lw
  • Je leert/herhaalt de regels achter het voorzetsel en persoonlijk voornaamwoord.

Slide 3 - Diapositive

Wat weet jij over het voorzetsel?

Slide 4 - Carte mentale

Het voorzetsel vz (aantekening)
voorzetsel (vz)

woorden die op de lijn ingevuld kunnen worden:
......... (het feest)
.......... (de kast)

Let op: ondanks/tijdens zijn ook voorzetsels!

Slide 5 - Diapositive

Wat weet jij over het persoonlijk voornaamwoord?

Slide 6 - Carte mentale

het persoonlijk voornaamwoord pers.vnw (aantekening)
persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw)

  • kan vervangen worden door een naam
  • 'Het' is een pers.vnw als het niet bij een znw hoort
  1. Het blijft een lastige vraag.
  2. Hij blijft bij zijn oma logeren.
  3. Heeft ze bij jou afgekeken?
  4. Hebben jullie die nieuwe film gezien?
  5. Heeft u zich bezeerd?
  6. Mark heeft zijn hondje meegenomen naar haar.

Slide 7 - Diapositive

lidwoord (lw)
de/het*/een
*alleen een lw als het bij een znw hoort
zelfstandig naamwoord (znw)
  • alle namen
  • woorden waar een lw voor kan staan
voorzetsel (vz)
woorden die op de lijn ingevuld kunnen worden:
......... (het feest)
.......... (de kast)
Let op: ondanks/tijdens zijn ook voorzetsels!
bijvoeglijk naamwoord (bnw)
Woorden die iets meer zeggen over het zelfstandig naamwoord. Ze hoeven niet altijd pal voor het zelfstandig naamwoord te staan. Bv:
De stoel die daar staat is erg mooi.
persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw)
  • kan vervangen worden door een naam
  • 'Het' is een pers.vnw als het niet bij een znw hoort

Slide 8 - Diapositive

Opdracht maken
Ga naar schooltas.
Maak op blz. 133 opdracht 10 (t/m zin 3)
Op blz. 134 opdracht 11 (alleen de voorzetsels noteren)
Op blz. 134 opdracht 12 en 13.

Slide 9 - Diapositive

Les 2

Slide 10 - Diapositive

1-toets bezitsvorm en verkleinwoordje bespreken

Slide 11 - Diapositive

Terugblik
Grammatica:
  • Je kent de regels achter het lidwoord, zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord.
  • Je hebt de regels geleerd achter het voorzetsel en het persoonlijk voornaamwoord. Je aantekeningen staan in je schrift.


Slide 12 - Diapositive

Schrijven
  • Je gaat je eigen tekst controleren aan de hand van de checklist
  • Je gaat een tekst van een ander controleren 
  • Je verbetert je eigen tekst en levert deze opnieuw in classroom in. Naam opdracht: verbeterde informerende tekst.


Slide 13 - Diapositive

Informerende tekst
Doel: informeren
Kenmerken: objectief, controleerbaar, geen mening
Publiek: leeftijdsgenoten
aantal woorden: minimaal 400

Slide 14 - Diapositive

checklist
We kijken samen naar de checklist voor je informerende tekst. 

Ga naar: drive - schrijven - checklist informerende tekst

Controleer nu je eigen tekst met deze lijst.

Slide 15 - Diapositive

Een zin die de hele tekst samenvat heet de:

Slide 16 - Question ouverte

De titel boven een alinea noem je een:

Slide 17 - Question ouverte

Boven de inleiding en het slot komt nooit een tussenkopje
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

Als je het totaal aantal alinea's in een tekst moet tellen, tel je ook de inleiding mee.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

Op deze 3 manieren kan ik een tekst afsluiten:

Slide 20 - Question ouverte

Op deze 4 manieren kan ik een tekst starten:

Slide 21 - Question ouverte

Een kernzin staat altijd:
A
in de laatste zin van een alinea
B
in de 1e of laatste zin van een alinea
C
in de 1e, 2e of laatste zin van een alinea
D
in de 2e zin van een alinea

Slide 22 - Quiz

Tekstbegrip
  • Je weet hoe je globaal moet lezen en wanneer deze techniek handig is om in te zetten

Slide 23 - Diapositive

Opdracht globaal lezen
Je krijgt een tekst van je docent. Pas de stappen van globaal lezen toe:

1. Lees de 1e alinea helemaal
2. Lees uit de alinea's in het middenstuk de 1e, 2e en laatste zinnen.
3. Lees de laatste alinea helemaal

Wat kun jij nu over deze tekst vertellen? 

Slide 24 - Diapositive

Afsluiting 1 vwo
Huiswerk volgende les:


x






Slide 25 - Diapositive