Herhaling toetsstof toetsweek 1 - H2

Wat zijn kenmerken van een nieuwsbericht?
1 / 12
suivant
Slide 1: Carte mentale
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wat zijn kenmerken van een nieuwsbericht?

Slide 1 - Carte mentale

OBJECTIEF
SUBJECTIEF

Slide 2 - Question de remorquage

OBJECTIEF
SUBJECTIEF

Slide 3 - Question de remorquage

Waar moet je op letten als je zoekt naar betrouwbare informatie?

Slide 4 - Question ouverte

Welke tips kun je opnoemen om woorden te onthouden?

Slide 5 - Carte mentale

Wat is een taboewoord?
A
Neutrale woorden
B
Woorden die je niet hoort te gebruiken
C
Woorden die gelovige mensen gebruiken
D
Woorden die verschillen per nationaliteit

Slide 6 - Quiz

enkelvoudige zin
samengesteld 
onderschikkende zin
samengesteld 
nevenschikkende zin
zin met 1 persoonsvorm
gelijkwaardige hoofdzinnen
bijzin heeft een rol in de hoofdzin
je herkent dit aan voegwoorden en, maar, want, of
o en pv staan uit elkaar of kunnen uit elkaar worden geplaatst door tussenvoegen 'niet' 
Sinds de wereldwijze uitbraak van het coronavirus vermijden veel mensen openbare plekken..
Ik weet dat het zo is.
Vanavond ga ik pizza eten, maar ik wil morgenochtend wel sporten.

Slide 7 - Question de remorquage

Onderschikkende zin
Nevenschikkende zin
1: Stel je eens voor dat je de hele dag bezig bent met de vreselijk moeilijke grammatica.
2: Lezen vindt Pieter nog wel een leuk onderdeel, maar grammatica vindt hij vreselijk.
voegwoorden als 'dat', 'omdat', 'terwijl' etc...
voegwoorden en, of, maar, want

Slide 8 - Question de remorquage

Wat is een samentrekking?
A
Herhaalde woorddelen/woorden/zinsdelen weglaten
B
Twee woorden of uitdrukkingen die je door elkaar gooit
C
Een bijzin waarbij het niet duidelijk is wie de handeling uitvoert
D
Een hoofdzin die het onderwerp bevat van de bijzin

Slide 9 - Quiz

Wanneer gebruik je wel een -n?
A
Als het zelfstandig gebruikt is en wel verwijst naar personen
B
Als er een zelfstandig naamwoord achter staat
C
Als in dezelfde zin de personen staan naar wie verwezen wordt
D
Als het zelfstandig gebruikt is en NIET verwijst naar personen

Slide 10 - Quiz

Benoem pv's en ond: mijn zusje kreeg vandaag een cadeautje van mijn ouders, omdat ze haar havodiploma gehaald heeft!

Slide 11 - Carte mentale

Slide 12 - Vidéo