voornaamwoorden het en je

Wat gaan we doen?
  1. Uitleg theorie woordsoorten voornaamwoorden 
  2. Korte vragen beantwoorden
  3. Opdracht maken
  4. Opdracht nakijken
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Wat gaan we doen?
  1. Uitleg theorie woordsoorten voornaamwoorden 
  2. Korte vragen beantwoorden
  3. Opdracht maken
  4. Opdracht nakijken

Slide 1 - Diapositive

Grammatica WS
De woordsoort van:
'het' en 'je'

Slide 2 - Diapositive

Doel van de les
Je kent de volgende woordsoorten en je kunt deze uit de zin halen: 
bepaald lidwoord - persoonlijk voornaamwoord -  onbepaald vnw - bezittelijk vnw - wederkerend voornaamwoord.

Je weet tot welke woordsoorten het & je kunnen behoren.


Slide 3 - Diapositive

De woordsoort van het
In de voorgaande lessen heb je gezien dat dezelfde woorden tot dezelfde woordsoort kunnen behoren. Dat is ook zo bij het woord het en bij het woord je.

Slide 4 - Diapositive

Het 
Het is een:
- blw als het bij een znw hoort
- pers. vnw als het een duidelijke betekenis heeft en naar iets verwijst. Tip: het moet te vervangen zijn door 'dat'
Dit huis is lelijk. Het wordt daarom verbouwd. of 
Het lijkt me logisch dat je gek bent.
- onbep. vnw als het geen duidelijke betekenis heeft en niet naar iets verwijst.
Het vriest



Slide 5 - Diapositive

Je
Je is een:
- pers. vnw als je je kan vervangen door jij of jou
Je (Jij) moet huiswerk maken
Ik ken je (jou) nog niet zo goed.

- bez. vnw als het bezit aangeeft (staat voor een znw met soms een bnw ertussen). Je kunt het vervangen door jouw
Je (jouw) mooie fiets staat hier

Slide 6 - Diapositive

Je
- wederkerend vnw als je bij een wederkerend ww hoort. 
(wederkerend ww = Het ww kan niet zonder het vnw, bv zich schamen of zich vergissen. Je (pers vnw) ergert je (wederkerend vnw) groen en geel.

- onbep. vnw als het 'men' betekent
Er staat hier dat je geen schoenen aan mag hebben.

Slide 7 - Diapositive

Je
Je is een:
- pers. vnw 
- bez. vnw 
- wederkerend vnw 
- onbep. vnw 

Slide 8 - Diapositive


Benoem het 1e woord je:

Heb JE nog wat kleingeld in je portemonnee?




Benoem het woord je:

Heb je nog wat kleingeld?

A
pers. vnw
B
bez. vnw
C
wederkend vnw
D
onbepaald vnw

Slide 9 - Quiz

Benoem het 2e woord je:

Heb je nog wat kleingeld in JE portemonnee?
A
pers. vnw
B
bez. vnw
C
onbepaald vnw
D
wederkerend vnw

Slide 10 - Quiz

Benoem het woord het:

Hij vertrouwt het niet helemaal.
A
blw
B
pers. vnw
C
onbepaald vnw

Slide 11 - Quiz

Benoem het 2e woord je :
Je moet JE niet verkijken op de moeilijkheidsgraad van het spel.
A
pers. vnw
B
bez. vnw
C
wederkerend vnw
D
onbepaald vnw

Slide 12 - Quiz

Aan de slag
Je gaat nu zelf oefenen.
1. Maak de opdracht
2. Kijk de opdracht na

Slide 13 - Diapositive