Ontdek de geheimen van 'hun of hen'

Ontdek de geheimen van 'hun of hen'
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellinBasisschoolGroep 2,8

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Ontdek de geheimen van 'hun of hen'

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je het juiste gebruik van 'hun of hen' toepassen in zinnen.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Inleiding
Wat zijn 'hun' en 'hen' en wanneer gebruiken we ze?

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verschil tussen 'hun' en 'hen'
Hun wordt gebruikt als bezittelijk voornaamwoord en hen als lijdend voorwerp.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeldzinnen
Hij geeft hun het boek. (bezittelijk) / Ik zie hen daar. (lijdend voorwerp)

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening 1
Vul de juiste vorm in: Zij geven ___ het cadeau. (hun / hen)

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer 'hun' gebruiken
Hun wordt gebruikt als bezittelijk voornaamwoord voor meervoud.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer 'hen' gebruiken
Hen wordt gebruikt als lijdend voorwerp voor meervoud.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening 2
Maak een zin met 'hun' en een zin met 'hen' en deel deze met een partner.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul de zin aan: Ik geef ___ het boek.
A
hun
B
hen
C
hon
D
heun

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kies het juiste voornaamwoord: ___ boek is blauw.
A
hen
B
heun
C
hun
D
hon

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 12 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.
Welk woord past in deze zin: Ik zie ___ daar staan.
A
hon
B
hen
C
heun
D
hun

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kies het correcte voornaamwoord: Hij gaf ___ het cadeau.
A
heun
B
hun
C
hon
D
hen

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord gebruik je in de zin 'Ik geef ... het boek'?
A
hun
B
hunnen
C
hens
D
hen

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul de zin in: '... auto is blauw.'
A
Hunnig
B
Hen
C
Hens
D
Hun

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord hoort in de zin '... hond is lief'?
A
Hunnen
B
Hen
C
Hun
D
Hens

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kies het juiste woord: '... huis is groot.'
A
Hen
B
Hens
C
Hunnig
D
Hun

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord past in de zin: '... jas is rood'?
A
Hens
B
Hun
C
Hunnen
D
Hen

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions