Het ontstaan van de kalender

Het ontstaan van de kalender
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalAardrijkskundeBasisschoolGroep 6-8

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 9 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Het ontstaan van de kalender

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Leerdoelen
1.   Je begrijpt hoe de kalender ontstaan is.

2.  Je kunt de maankalender en de zonnekalender uitleggen.

3.  Je kunt de Romeinse, Juliaanse en de Gregoriaanse kalender uitleggen

4. Je kunt uitleggen waarom het belangrijk is een kalender te hebben.

Slide 3 - Diapositive

Wat weet je al over verschillende soorten kalenders?

Slide 4 - Carte mentale

Slide 5 - Vidéo

De Maankalender 
  • Fasen van de maan
  • Organiseren van de tijd in maanden
  • Seizoensgebonden activiteiten
  • Feesten en Rituelen
  • De maan als gids voor de nacht
  • Waarom de maankalender?
  • Voorbeelden

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Lien

Wat is waar?
A
De aarde draait om haar eigen as.
B
De maan draait om haar eigen as.
C
De aarde draait niet om haar eigen as.
D
De maan draait niet om haar eigen as.

Slide 8 - Quiz

Wie draait nou om wie?
A
De aarde draait om de maan.
B
De maan draait om de aarde.
C
De aarde en de maan draaien om de zon.
D
De zon draait om de aarde en de maan.

Slide 9 - Quiz

Hoe komt het dat je de maan soms zo goed verlicht ziet?
A
Omdat de maan licht geeft.
B
Omdat de aarde de maan verlicht.
C
De zon verlicht de maan.
D
Satelieten in de ruimte verlichten de maan.

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Vidéo

De Zonnekalender
  • Het volgen van de zon
  • Verdelen van de tijd in dagen
  • Seizoensgebonden activiteiten
  • Feesten en speciale dagen
  • Het jaar verdelen in maanden
  • Waarom de Zonnekalender?

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Wat is waar?
A
De zon 'komt op' in het oosten en gaat onder in het westen.
B
De zon 'komt op' in het westen en gaat onder in het oosten.

Slide 14 - Quiz

Wat is de zon eigenlijk?
A
Één hele grote vlam
B
Een ster
C
Een enorme gasbol
D
Heel veel vuurtjes bij elkaar

Slide 15 - Quiz

Wat betekent
"De langste dag" ?

Slide 16 - Carte mentale

Slide 17 - Vidéo

Slide 18 - Lien

De Juliaanse kalender 
  • Opvolger van de Romeinse kalender
  • Van een maankalender naar een zonnekalender
  • Nauwkeuriger


  • Het (kalender)jaar begint op 1 januari
  • Schrikkeljaar (februari krijgt er een dag bij)

Slide 19 - Diapositive

De Juliaanse kalender 
(De Romeinse kalender telde slechts 355 dagen. Elk tweede jaar werd er een maand van 22 of 23 dagen ingevoerd om de afwijking recht te trekken. )

Slide 20 - Diapositive

Met welke maand begon het Romeinse jaar?
A
januari
B
december
C
juli
D
maart

Slide 21 - Quiz

Met welke maand begon het Juliaanse jaar?
A
januari
B
december
C
juli
D
maart

Slide 22 - Quiz

Wat is een schrikkeljaar?
A
Een jaar met 364 dagen
B
Een jaar met 365 dagen
C
Een jaar met 366 dagen
D

Slide 23 - Quiz

Waar komt het woord schrikkel in schrikkeljaar vandaan?
A
Scricken (Met grote passen lopen)
B
Schrikken (onrust krijgen)
C
Schriel (mager)
D
Strikken (vastmaken)

Slide 24 - Quiz

De Gregoriaanse kalender 
  • Opvolger van de Juliaanse kalender
  • Bedacht door Paus Gregorius XIII in 1582

  • Nog nauwkeuriger



  • Schrikkeleeuw 

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Schrikkeleeuw
In de Juliaanse kalender, is ieder jaartal dat deelbaar is door 4 een schrikkeljaar. Het gemiddelde kalenderjaar telt daardoor exact 365,25 dagen. Een tropisch jaar duurt echter ongeveer 365,2422 dagen. De Juliaanse datum loopt op die manier per duizend jaar ongeveer 7,8 dagen achter op de zon. 
In de Gregoriaanse kalender is het systeem van schrikkeljaren aangepast om dit probleem op te lossen. Elk jaartal dat deelbaar door 4 is een schrikkeljaar, behalve als het jaartal wel deelbaar is door 100, maar niet door 400. Dat betekent dat bijvoorbeeld 1600, 2000 en 2400 schrikkeljaren zijn, maar 1700, 1800, 1900, 2100, 2200 en 2300 niet.

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo

Slide 29 - Vidéo

Slide 30 - Vidéo