Werkwoordsvormen

Werkwoordsvormen
1BK
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Werkwoordsvormen
1BK

Slide 1 - Diapositive

Roos
1. Ik kan breakdancen.
2. Ik woon al 9 jaar in hetzelfde huis
3. Ik heb een broer.

Slide 2 - Diapositive

Welke is niet waar?
A
Ik kan breakdancen.
B
Ik woon al 9 jaar in hetzelfde huis.
C
Ik heb een broer.

Slide 3 - Quiz

Welke werkwoordsvormen ken je?

Slide 4 - Carte mentale

Werkwoordsvormen: Persoonsvorm (PV)
Werkwoorden kunnen in verschillende vormen voorkomen. Bijvoorbeeld als persoonsvorm (pv).
De persoonsvorm is de vorm van het werkwoord die je in de tegenwoordige tijd (tt) en in de verleden tijd (vt) kunt schrijven.
Bijvoorbeeld:
Ik heb mijn vrienden opgehaald.
Ik had mijn vrienden opgehaald.

Slide 5 - Diapositive

Persoonsvorm 
Je hebt altijd een persoonsvorm in een zin. Staat er één werkwoord in de zin? Dan is dit de persoonsvorm. 

Slide 6 - Diapositive

Werkwoordsvormen: Hele WW (WW)

Hele werkwoord: Het hele werkwoord is het werkwoord zoals het ook in het woordenboek staat. 

Koken, bakken, graven, geloven, enz..

Slide 7 - Diapositive

Werkwoordsvormen: Voltooid Deelwoord (VDW)

Voltooid deelwoord: Deze werkwoorden beginnen met ver-, ge- of ont-.

Ik heb eten gekookt.
Hij is op vakantie geweest.

Slide 8 - Diapositive

Mimoun zal vanmiddag mijn broer bellen.

Wat is 'bellen' voor werkwoordsvorm?
A
persoonsvorm
B
hele werkwoord
C
voltooid deelwoord

Slide 9 - Quiz

Mimoun heeft vanmiddag mijn broer gebeld.

Wat is 'gebeld' voor werkwoordsvorm?
A
persoonsvorm
B
hele werkwoord
C
voltooid deelwoord

Slide 10 - Quiz

Mijn broer wordt door Mimoun gebeld.

Noteer alle werkwoorden en zet erachter
wat de werkwoordsvorm is.

Slide 11 - Question ouverte

Welke drie werkwoordsvormen
ken je nu?

Slide 12 - Question ouverte

Slide 13 - Vidéo

Theorie (persoonsvorm --> tijdproef )
= Op deze manier vind je de persoonsvorm

= Een werkwoord van tijd veranderen.


  1. Mijn vrienden hebben mij thuis opgehaald.
  2. Mijn vrienden hadden mij thuis opgehaald.

Slide 14 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Chris is nog nooit zo blij geweest.

Slide 15 - Question ouverte

Aan de slag!

Slide 16 - Diapositive