Oefentoets H1 aarde in beweging - Wereld TH1A

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 1

Oefentoets H1 Wereld

Let op:

als er 'gevolgen' staat, kunnen er meer goed zijn.

Welk gevolgen horen bij een vulkaanuitbarsting?
1 Dat er tegelijkertijd ook een aardbeving ontstaat.
2 Deze ramp kan je van tevoren zien aankomen
3 Verstoringen in het vliegverkeer door as(wolken)
4 Deze ramp leidt tot veel slachtoffers.

1. Cijfer 2 en 3
2. Cijfer 1, 2 en 4
3. Cijfer 1 en 4
4. Cijfer 1 en 3

Er staan omschrijvingen, definities. Je schrijft telkens het begrip op dat erbij hoort.

Welk begrip wordt omschreven?
De dikke stroperige vloeibare steen die onder de aardkorst zit.

Welk begrip wordt omschreven?
Het gebied dat boven de plek ligt waar de aardbeving ontstaat.

Welk begrip wordt omschreven?
Schaal waarmee de kracht van een aardbeving wordt aangegeven.

als er .... staat, moet je de zin afmaken. Schrijf het nummer of de letter op die ervoor staat.

Een aardbeving ontstaat doordat .......

1. een stuk van de aardkorst plotseling beweegt.
2. de aardkorst aan de rand in de oceaan verdwijnt.
3. de platen langzaam afbrokkelen.
4. twee stukken van de aardkorst ronddraaien.

Ook hier: de stippellijn geeft aan dat een van de antwoorden hier moet staan. Schrijf het nummer of de letter op van het juiste antwoord.

Vulkanen vind je vooral ... een aardkorstplaat. Wat moet op de stippellijn staan?

1. middenop
2. onder
3. bovenop
4. aan de rand van

Lees stelling I. Is deze juist of onjuist? Schrijf het voor jezelf even op je blaadje. 

Doe hetzelfde voor stelling II.

Nu kun je het juiste antwoord erbij zoeken. Schrijf de letter op van het juiste antwoord. 

Lees de stellingen over aardbevingen.

l. Een aardbeving met 7 op de schaal van Richter is twee keer zwaarder dan een met een getal van 5 op de schaal van Richter.
ll. Meestal geldt: hoe dichter bij het epicentrum hoe groter de schade.

1. I is juist, II is onjuist.
2. I is onjuist, II is juist.
3. Beide zijn juist.
4. Beide zijn onjuist.

Schrijf de nummers 1, 2, 3,4  en 5 onder elkaar op je blaadje. Schrijf er telkens het juiste woord achter.

Kern

Aardkorst

Mantel

Als je van de buitenkant naar de binnenkant zou gaan door de aarde, welke lagen kom je dan tegen in de goede volgorde?

1. Mantel, kern, aardkorst
2. Aardkorst, mantel, kern
3. Kern, mantel, aardkorst
4. Aardkorst, kern, mantel

De dunste van deze aardlagen is de ....

De delen van die aardkorst bewegen ten opzichte van elkaar. Dat noem je...

Zoek eerst Zuid-Amerika en dan de oostkust. Wat valt daar op?

Daar ligt geen plaatrand

Kijk naar zin 1. Zoek de juiste plek op de kaart en bedenkt of de zin juist is of onjuist. Dat doe je daarna ook met de andere zinnen.

Schrijf de nummers op van de zinnen die juist zijn.

De Zuid-Amerikaanse plaat en de Afrikaanse plaat botsen op elkaar. Er ontstaat een hooggebergte.

1. juist
2. onjuist

De Nazcaplaat duikt onder de Zuid-Amerikaanse plaat. Daarom komen er vulkanen voor.

1. juist
2. onjuist

De Indisch-Australische plaat botst op de Euraziatische plaat. Een gebergte ontstaat en er komen aardbevingen voor.

1. juist
2. onjuist

Tussen de Noord-Amerikaanse en de Euraziatische plaat ligt een midoceanische rug. Hier komen veel aardbevingen voor.

1. juist
2. onjuist

De puntjes geven aan dat je het antwoord moet kiezen dat de zin goed afmaakt. Noteer alleen de letter of het cijfer voor de zin.

De Alpen ontstonden doordat ...

1. Afrika en Europa naar elkaar toe bewogen
2. de Middellandse Zee in de diepte verdween.
3. er miljoenen jaren lang vulkaanuitbarstingen waren.
4. twee stukken van de aardkorst in de aardmantel verdwenen.

Schrijf in het kort een antwoord. Vergeet niet de woorden goed te gebruiken. Die geven al een hint voor het juiste antwoord.

De platen schuiven daar uit elkaar en er komt magma omhoog. Dat stolt en vormt een eiland.