GMK P4 - Urineweginfecties

Vorige Les

1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
GeneesmiddelkennisMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Vorige Les

Slide 1 - Diapositive

Wat is een veelvoorkomende bijwerking van antibiotica?
A
Allergische reactie
B
Diarree
C
Hoofdpijn
D
Gewichtstoename

Slide 2 - Quiz

In welke toedieningsvormen zijn antibiotica verkrijgbaar?
(Meerdere antwoorden goed)
A
Tabletten en capsules
B
Drank
C
Oordruppels en oogdruppels
D
Zetpil

Slide 3 - Quiz

Kun je antibiotica tabletten die je hebt overgehouden een volgende keer weer gebruiken?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

Tegen welke groep micro-organismen zijn antibiotica werkzaam?
A
Bacteriën
B
Schimmels
C
Virussen
D
Parasieten

Slide 5 - Quiz

Wat is de medische term voor schadelijke bacteriën?

A
Antibioticum
B
Infectie
C
Pathogeen
D
Schimmel

Slide 6 - Quiz

Wat is het verschil tussen een smalspectrum en een breedspectrum antibioticum?
A
Tegen welke infecties ze werken
B
Tegen welke bacteriën ze werken

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Welke twee soorten urineweg infecties bestaan er?

Slide 10 - Question ouverte

Bij welke groep komt de cystitis (ongecompliceerde blaasontsteking) het meest voor?
A
Mannen
B
Vrouwen

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Wat is de meest voorkomende oorzaak van cystitis?
A
S. Aureus bacterie
B
E. Coli bacterie
C
Herpes virus
D
Schimmel

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

Wat is geen kenmerk van de behandeling bij UWI?
A
Advies veel water drinken
B
Antibiotica
C
Blind behandelen
D
Cranberry gebruiken

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

Lees de stellingen over nitrofurantoine
Wat is niet waar?
A
Best op nuchtere maag innemen
B
4x daags 50mg = 2x daags 100mg MVA
C
Urine kan donkerder worden
D
1e keus bij simpele blaasontsteking

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

Welk middel heeft veel interacties met zouten zoals calcium en ijzer?
A
Amoxicilline/clavulaanzuur
B
Ciprofloxacine
C
Cotrimoxazol
D
Nitrofurantoine

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Welk middel hoeft maar 1x ingenomen te worden?
A
Fosfomycine
B
Nitrofurantoine
C
Trimethoprim
D
Geen van alle

Slide 22 - Quiz

Waar denk je aan bij
de behandeling van cystitis?

Slide 23 - Carte mentale

Slide 24 - Diapositive

Wat is een gecompliceerde urineweginfectie?

Slide 25 - Question ouverte

Hoelang duurt de behandeling van een gecompliceerde UWI?
A
1-3 dagen
B
5-7 dagen
C
7-10 dagen
D
7-14 dagen

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Welk middel heeft veel interacties met zouten zoals calcium en ijzer?
A
Amoxicilline/clavulaanzuur
B
Ciprofloxacine
C
Cotrimoxazol
D
Nitrofurantoine

Slide 30 - Quiz

Welk middelen maken de huid gevoeliger voor UV (zonlicht)?
A
Amoxicilline/clavulaanzuur
B
Ciprofloxacine
C
Cotrimoxazol
D
Nitrofurantoine

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een bacteriostatisch en bactericide antibioticum?

Slide 34 - Question ouverte