Herhaling lezen klas 2 3GL

Herhaling lezen klas 2 3GL
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 16 min

Éléments de cette leçon

Herhaling lezen klas 2 3GL

Slide 1 - Diapositive

Welke tekstdoelen ken jij al?

I I A A A O

Slide 2 - Carte mentale

Lees  de tekst.

Slide 3 - Diapositive

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
gezond eten
B
gezonde kantine
C
overgewicht bij jongeren
D
pauze op de middelbare school

Slide 4 - Quiz

Wat is het doel van de tekst?
A
Adviseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Tot handelen aanzetten

Slide 5 - Quiz

dat je iets te weten komt.
uitleggen hoe iets moet.
je raad geven.
dat je dezelfde mening krijgt als hij.
dat je iets gaat doen.
dat je je vermaakt,

Slide 6 - Question de remorquage

Tekstdoel
Voorbeeld
Informeren
Instrueren
Activeren
Amuseren
Adviseren
Overtuigen
gedicht, strip in een krant
folder van het ziekenhuis
theorieboek voor je brommerrijbewijs
uitnodiging om een bericht te liken
reactie op een website
gebruiksaanwijzing voor je smartphone

Slide 7 - Question de remorquage

Het belangrijkste van een tekst, kun je in één zin samenvatten.

A
Hoofdzaken
B
Hoofgedachte

Slide 8 - Quiz

Het programma voor Bevrijdingsdag in Amersfoort is bekend. Het begint ’s morgens bij het stadhuis met het hijsen van de vlag door de burgemeester. Daarna zijn er op verschillende tijden en plekken in de stad feesten. Voor de jonge kinderen is er een poppenspeler en een goochelaar. Voor de jongeren is er later op de dag een muziekfeest met bekende artiesten. Het feest wordt afgesloten met een knallend vuurwerk.
Wat is de kernzin in deze alinea?
A
zin 1
B
zin 2
C
zin 3
D
de laatste zin

Slide 9 - Quiz

Het programma voor Bevrijdingsdag in Amersfoort is bekend. Het begint ’s morgens bij het stadhuis met het hijsen van de vlag door de burgemeester. Daarna zijn er op verschillende tijden en plekken in de stad feesten. Voor de jonge kinderen is er een poppenspeler en een goochelaar. Voor de jongeren is er later op de dag een muziekfeest met bekende artiesten. Het feest wordt afgesloten met een knallend vuurwerk.
Welk tekstverband herken je in deze alinea?
A
tegenstelling
B
opsomming
C
tijdsvolgorde
D
toelichting (uitleg of voorbeeld)

Slide 10 - Quiz

In welk deel van de tekst lees je vaak de bijzaken?
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot

Slide 11 - Quiz

Ik wil naar school, maar ik ben ziek. 'Maar' is een signaalwoord voor:
A
tegenstelling
B
doel-middel
C
conclusie
D
oorzaak-gevolg

Slide 12 - Quiz

Het is warm buiten, toch heb ik het koud. Wat is het signaalwoord?
A
is
B
heb
C
toch
D
ik

Slide 13 - Quiz

Signaalwoorden:
A
verwijzen naar iets in de tekst
B
Geven aan dat iets van iemand is
C
Geven een eigenschap aan
D
Geven een relatie aan tussen tekstdelen

Slide 14 - Quiz

Welk signaalwoord past bij een opsommend verband?
A
Zoals
B
Ten slotte
C
Tegenover
D
Denk aan

Slide 15 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij een tegenstelling?
A
zodat
B
hoewel
C
als
D
neem nou

Slide 16 - Quiz

Wat is het tekstverband? 'Vroeger hield zij meer van pasta, tegenwoordig meer van pizza.'
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdsvolgorde
D
conclusie

Slide 17 - Quiz

Welke 2 signaalwoorden horen bij een opsommend verband?
A
dus, echter
B
en, daarnaast
C
als, voordat
D
verder, samengevat

Slide 18 - Quiz