m1B chap3 BC 060220 GRL5

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

jeudi le 6 février

le programme (5)

1. introduction (5)
2. lire (10) et contrôle des devoirs (B 8,10,11,12)
   
3. nous parlons français (5)
   
4. chapitre 3, voca B (10)
5. chapitre 3, C (10)
   
6. les devoirs + la fin
   

lessonup.app

boeken en laptop startklaar s.v.p.

inloggen 

met je eigen naam!

les objectifs

Je kunt informatie halen uit een Franse tekst.

Je hebt het werkwoord 'hebben' : avoir geleerd.

SO chapitre 3, ABCD

ma. 17 februari

chapitre 3

waar gaat dit hoofdstuk ook alweer over?

lire page 42 OF 43(10)

livre de textes

42: welke werkwoorden zie je?

hoeveel mensen komen er?

wat vindt Evy van de neef?

43: wie staan er op de foto?

Hoe oud zijn ze? Wat eten ze?

Waarom vindt ze haar broer vervelend?

nous parlons - beurtgooi (5)

bonjour, ça va ?

c'est quand, ton anniversaire?

tu as un frêre?

tu as une soeur ?

il/elle s'appelle comment ?

il/elle a quel âge?

et toi, tu as quel âge?

Pardon?

je ne comprends pas...

Qu'est-ce que c'est?

bron A&B

vocabulaire page 118

janvier

mars

mai

février

avril

juin

maart

februari

april

mei

januari

juni

septembre

juillet

août

novembre

décembre

octobre

juli

november

december

augustus

september

oktober

le grand-père

la mère

la grand-mère

le père

la soeur

le frère

la cousine

la tante

en automne

l'oncle

le cousin

l'enfant

wat hoort er niet bij?
l'anniversaire - l'invitation
- la journée - la fête

1. l'anniversaire
2. l'invitation
3. la journée
4. la fête

wat hoort er niet bij?
l'oncle - la cousine - le frère - la tante

1. l'oncle
2. la cousine
3. le frère
4. la tante

Bron C page 44 (livre de txt)

j'ai                   - ik heb

tu as               - jij hebt

il, elle a          - hij heeft, zij heeft

on a                - wij hebben

nous avons - wij hebben

vous avez     - jullie hebben, u hebt

ils, elles ont - zij hebben

avoir

Duidelijk? Je mag bron C, 13 & 14 gaan maken. 

Samen oefenen? Blijf dan nog even kijken.

ik heb een broer: j'ai un frère.

ik heb een zus: ............... une soeur

hij heeft een broer: il a un frère.

hij heeft een zus: .......... une soeur.

avoir

Julie a une tante. 

Elle  ......... un oncle aussi. 

Thomas ......... une cousine et il ................... un cousin aussi.

Nous ............ une grande famille!

Vous .......... une grande famille aussi?

Mila et Michel, il /  nous / ils / elles  ................ un cousin.

Tu ..........   une soeur?

Les devoirs

M bron C, 13 en 14 (*15)

(page 92-94)

+stamboom maken

L vocabulaire A en B

(page 118)

L page 44 tekstboek C

chapitre 3

havo-ambitie? doe dan ook altijd de * exercice

lessonup.app

https:

https:

La fin du cours

les objectifs/de leerdoelen:

Je begrijpt een Franse leestekst met nieuwe woorden.

Je hebt het werkwoord voor 'hebben': avoir, geleerd.

HEBBEN WE DE DOELEN BEREIKT?

prochaine fois/volgende keer:

herhalen bron C, verder met D