Brugklas - préparation test chapitre 1

TEST TOETSWEEK 1
chapitre 1 de woorden van A B E F Nl-Fr en Fr-Nl blz 52 en 53

de zinnen van C en G blz 54 - kunnen schrijven en kunnen vertalen en antwoorden op de vragen.

Grammatica D en H van blz 55 : het lidwoord en het werkwoord avoir.(hebben)- Het rijtje uit je hoofd leren.
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositive de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

TEST TOETSWEEK 1
chapitre 1 de woorden van A B E F Nl-Fr en Fr-Nl blz 52 en 53

de zinnen van C en G blz 54 - kunnen schrijven en kunnen vertalen en antwoorden op de vragen.

Grammatica D en H van blz 55 : het lidwoord en het werkwoord avoir.(hebben)- Het rijtje uit je hoofd leren.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Vraag in het Frans: Hoe heet jij?
gebruik geen hoofdletters, zet wel vraagteken.

Slide 3 - Question ouverte

Zeg hoe je heet in het Frans

Slide 4 - Question ouverte

Vertel waar je woont in het Frans

Slide 5 - Question ouverte

Hoe vraag je hoe het gaat?
kleine letters en vraagtekens

Slide 6 - Question ouverte

Vraag in het Frans hoe oud iemand is,
geen hoofdletters wel vraagteken

Slide 7 - Question ouverte

COMBINEZ:
Avoir: il,elle,on
Avoir: nous
Avoir: vous
Avoir: ils,elles
Avoir: tu
Avoir: j'
avons
ont
ai
avez
as
a

Slide 8 - Question de remorquage

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis:
la soeur/le frère/le jour
A
le frère
B
la soeur
C
le jour

Slide 9 - Quiz

Vertaal: wij blijven hier
geen hoofdletter, wel punt

Slide 10 - Question ouverte

vertaal: wat is dat?
A
c' est qui?
B
c' est quoi?
C
c' est où?
D
c' est comment?

Slide 11 - Quiz

Mnl.
Vrl.
Mv.
de/het
een
Les articles (de lidwoorden)
Un
La / L'
Une
Les
Des
Le /L'

Slide 12 - Question de remorquage

Welke lidwoorden zijn er in het Frans?

Slide 13 - Question ouverte

AVOIR
Wat weet je van het werkwoord
avoir ? Betekenis, vormen?

Slide 14 - Carte mentale

Vul in wat er op de stippels moet staan
tu es dans la grande ---------?
A
aussi
B
chien
C
truc
D
tente

Slide 15 - Quiz

Vul in wat op de stippels moet staan
Il y a une ----------au camping
A
piscine
B
message
C
toujours
D
mer

Slide 16 - Quiz

Sleep de getallen naar de juiste plaats op de lineaal:
treize
trois
zéro
six

onze
seize
vingt

Slide 17 - Question de remorquage

Vertaal:
wat is jouw telefoonnummer?

A
quoi est ton numéro de téléphone?
B
Quel est ton numéro de téléphone
C
comment est ton numéro de téléphone

Slide 18 - Quiz

wat hoort niet in het rijtje voor:
le cousin la cousine le jardin la tante

Slide 19 - Question ouverte

vertaal: niets te danken
A
de rien
B
de dessin
C
de souvent
D
merci

Slide 20 - Quiz

vertaal: wij zijn gek op
A
on regarde
B
on adore
C
on rigole
D
on parle

Slide 21 - Quiz

Wat weet je al
wat moet je nog leren
wat begrijp je nog niet

Slide 22 - Question ouverte