Chapitre 1 1HV H pers vmw + avoir + être

Chapitre 1 1HV H pers vmw + avoir + être
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 65 min

Éléments de cette leçon

Chapitre 1 1HV H pers vmw + avoir + être

Slide 1 - Diapositive

le temps, la date, l'heure
Quelle est la date?
Quel temps fait-il?
Quelle heure est-il?

Slide 2 - Diapositive

Les objectifs
Ik ken de persoonlijk voornaamwoorden in het Frans. 
Ik ken de vervoegingen van de werwoorden être en avoir.

 

Slide 3 - Diapositive

les devoirs
20 t/m 26
vocabulaire E & F

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

les pronoms personnels
Je / J'
Tu
Il
Elle
On
Nous
Vous
Ils
Elles

De persoonlijk voornaamwoorden
Ik
Jij
Hij
Zij
Men / we
Wij
Jullie / u 
Zij mmv
Zij vmv

Slide 6 - Diapositive

Je / J'
Tu
Il (il)
Elle
On
Nous
Vous
Ils (ils)
Elles
Zij vmv
U / Jullie
Ik
Men / we
Zij mmv
Jij
Zij
Wij
Hij

Slide 7 - Question de remorquage

Monsieur Dubois est prof d'anglais.
Maak van 'meneer Dubois is docent Engels' -->' hij is docent Engels'
A
Il est prof d'anglais
B
Elle est prof d'anglais
C
Ils sont prof d'anglais
D
Elles sont prof d'anglais

Slide 8 - Quiz

Madame Durand est prof de dessin
Vervang mevrouw Durand is tekendocent, door 'zij is tekendocent'
A
Il est prof de dessin
B
Elle est prof de dessin
C
Ils sont prof de dessin
D
Elles sont prof de dessin

Slide 9 - Quiz

Vervang Les maisons (vmv) ont des fenêtres door het juiste persoonlijk voornaamwoord
A
Elle a des fenêtres
B
Il a des fenêtres
C
Elles ont des fenêtres
D
Ils ont des fenêtres

Slide 10 - Quiz

le verbe avoir
J'ai
Tu as
Il a
Elle a
On a
Nous avons
Vous avez
Ils ont
Elles ont

Het werkwoord hebben
Ik heb
Jij hebt
Hij heeft
Zij heeft
Men heeft (we hebben)
Wij hebben
Jullie hebben / u heeft
Zij hebben mmv
Zij hebben vmv

Slide 11 - Diapositive

Wat betekent avoir

Slide 12 - Question ouverte

J'ai
Tu as
Il a
Elle a
On a
Nous avons
Vous avez
Ils ont
Elles ont
Jullie hebben
U heeft

Hij heeft
Zij hebben mmv
Ik heb
Wij hebben
Men heeft
we hebben
Jij hebt
Zij heeft
Zij hebben vmv

Slide 13 - Question de remorquage

le verbe être
Je suis
Tu es
Il est
Elle est
On est
Nous sommes
Vous êtes
Ils sont
Elles sont

Het werkwoord zijn
Ik ben
Jij bent
Hij is
Zij is
Men is (we zijn)
Wij zijn
Jullie zijn / u bent
Zij zijn mmv
Zij zijn vmv

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Wat betekent être in het Nederlands?

Slide 16 - Question ouverte

Je suis
Tu es
Il est
Elle est
On est
Nous sommes
Vous êtes
Ils sont
Elles sont
Hij is
Wij zijn
Ik ben
Jullie zijn
U bent

Jij bent
Men is
We zijn
Zij zijn vmv

Zij zijn mmv
Zij is

Slide 17 - Question de remorquage

Au travail!
Partie H
Exercices 30 t/m 33, Chapitre 1
Partie D
Exercices 16 t/m 19, Chapitre 3 






Slide 18 - Diapositive

Parler!
Geef antwoord op de volgende vragen:
Comment tu t'appelles?
Tu as quel âge?
Tu habites où?
Tu as des frères ou des sœurs?
Il/Elle s'appelle comment?
Il/Elle a quel âge?
Quel est ton numéro de téléphone?




Slide 19 - Diapositive

Les objectifs
Ik ken de persoonlijk voornaamwoorden in het Frans. 
Ik ken de vervoegingen van de werwoorden être en avoir.

 

Slide 20 - Diapositive

les devoirs
Faire: 30 t/m 33 chapitre 1, 16 t/m 19 chapitre 3
Apprendre: avoir & être
Réviser: vocabulaire chapitre 1

Slide 21 - Diapositive