Grammatica Blok 4 Les 1 BBL/ KBL

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Grammatica Blok 4 BBL/KBL

Les 1

Doelen: 

• Ik kan de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp en het lijdend voorwerp in een zin benoemen

KBL

• Ik kan het meewerkend voorwerp in een zin benoemen

Het werkwoord rennen heeft 1 vraag nodig: 

Wie of wat doet het? 

Wij rennen

Het werkwoord 'vertellen' heeft meer vragen nodig. Welke 2 vragen zijn dit?

Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm

3 werkwoordsvormen

PV: zit altijd in iedere zin

Heel werkwoord: wij-vorm in de tegenwoordige tijd

Voltooid deelwoord: begint vaak met ge, be, ver. Vorm in de verleden tijd. Vaak bij de werkwoorden zijn en hebben. 

Hele werkwoord

Voltooid deelwoord

moeten

hardlopen

geslapen

Overleden

Lijdend voorwerp

Samengevat

Je stelt de vraag: Wie of wat + wwg + ond

LV: wie of wat + wwg + ond
Ik eet een broodje hamburger

1. een broodje hamburger
2. eet
3. ik
4. broodje hamburger

LV: wie of wat + wwg + ond
Zal ik een woordenboek pakken?

1. zal pakken
2. woordenboek
3. ik
4. een woordenboek

LV: wie of wat + wwg + ond
De voetballer maakte een doelpunt

1. de voetballer
2. een doelpunt
3. maakte
4. de voetballer maakte

Huiswerk BBL 

Maak opdracht 1 t/m 6

KBL doet nog even mee!

Meewerkend voorwerp

Aan wie of voor wie? 

De makelaar geeft de sleutel aan de nieuwe bewoner

Huiswerk KBL

Maak opdracht: 

1 t/m 3, 5 en 6