4.3 en 5.3 Lezen

4.3 en 5.3 Lezen
Test jezelf
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

4.3 en 5.3 Lezen
Test jezelf

Slide 1 - Diapositive

De schrijver wil de lezer informatie geven over een bepaald onderwerp.
A
Informeren
B
Activeren
C
Amuseren
D
Geen van de antwoorden

Slide 2 - Quiz

De schrijver wil de lezer vermaken.
A
Activeren
B
Informeren
C
Amuseren
D
Geen van de antwoorden

Slide 3 - Quiz

De schrijver wil de lezer iets laten doen.
A
Amuseren
B
Activeren
C
Informeren
D
Geen van de antwoorden

Slide 4 - Quiz

Bij zoekend lezen ben je op zoek naar een antwoord op een vraag.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Je kunt alleen zoekend lezen in naslagwerken, zoals een woordenboek.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Bij zoekend lezen bepaal je van te voren nauwkeurig wat je wilt weten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Wat lees je of bekijk je als je zoekend leest?
A
De hele tekst
B
Je zoekt naar het antwoord op je vraag

Slide 8 - Quiz

Het is echt zo of is echt gebeurd.
Dit is een:
A
Feit
B
Mening

Slide 9 - Quiz

Wat iemand ergens van vindt of wat iemand ergens van denkt.
Dit is een:
A
Mening
B
Feit

Slide 10 - Quiz

Je kunt het controleren.
Dit is een:
A
Mening
B
Feit

Slide 11 - Quiz

Verwijswoorden zorgen voor afwisseling in de tekst.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Verwijswoorden verwijzen altijd naar één woord in de tekst.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 13 - Quiz

Hoe kom je erachter waar een verwijswoord naar verwijst?
Stel een vraag met die begint met:
A
Wie of wat
B
Wie, wat of waarom
C
Wie, wat of waar
D
Wat of waar

Slide 14 - Quiz

Bij verkennend lezen, lees en bekijk ik het volgende:
A
Titel en plaatjes
B
Titel, plaatjes en bron
C
Titel, inleiding en plaatjes
D
Titel, plaatjes, inleiding en bron

Slide 15 - Quiz

Veel teksten bestaan uit een inleiding, kern en slot.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 16 - Quiz

De inleiding van een tekst:
A
Herhaalt het belangrijkste uit de tekst - geeft tips
B
Bestaat uit één alinea of meer alinea's
C
De eerste alinea van een tekst

Slide 17 - Quiz

De kern van een tekst:
A
Staat vaak apart van de tekst
B
Het middenstuk van de tekst
C
Staat vaak apart van de tekst
D
De laatste alinea

Slide 18 - Quiz

Het slot van een tekst:
A
Herhaalt het belangrijkste uit de tekst - geeft tips
B
Het middenstuk van de tekst
C
Staat vaak apart van de tekst
D
De eerste alinea

Slide 19 - Quiz

Bij nauwkeurig lezen
A
Lees ik de titel, tussenkopjes en de bron
B
Bekijk ik de plaatjes en lees de tekst bij de plaatjes
C
Lees ik de inleiding en het slot
D
Lees ik de tekst aandachtig. Zin voor zin.

Slide 20 - Quiz

Een voorbeeld van een amuserende tekst is:
A
Een nieuwsbericht
B
Het leesboek dat we met de klas lezen
C
Een reclame van de Hema

Slide 21 - Quiz

Ik heb het bloedheet!
Is dit een feit of mening?
A
Mening
B
Feit

Slide 22 - Quiz

Het is vandaag 30 graden
Is dit een feit of mening?
A
Feit
B
Mening

Slide 23 - Quiz

Ik heb zin in de zomer man!
Is dit een feit of mening?
A
Feit
B
Mening

Slide 24 - Quiz

Een leesstrategie is:
A
Amuseren
B
Mening geven
C
Activeren
D
Verkennend lezen

Slide 25 - Quiz

Een tekstdoel is:
A
Mening geven
B
Amuseren
C
Verkennend lezen
D
Nauwkeurig lezen

Slide 26 - Quiz