Blok 2 les 5 - Woordenschat Contextzinnen en werkwoordspelling VD en BNW

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Nederlands

Blok 2. Les 5.

- Woordenschat

- Herhaling les 1 - 4

Lesinhoud

- Huiswerk

- Filmfragment (woordenschat)

- Oefening 1. Woordenschat

- Oefening 2. Herhaling

- Huiswerk

Huiswerk

Starttaal Online - 2F - Taalverzorging - Woordenschat - Contextzinnen

1. Oefening 7

2. Oefening 8

3. Oefening 9

4. Oefening 10

5. Oefening 11

6. Oefening 12

Maak alle oefeningen.

Oefening 1. Woordenschat

- 10 meerkeuzevragen

- Woordenschat - Contextzinnen

- Oefening 7 t/m 12

De mobiele eenheid werd ..... met een grote groep gewelddadige demonstranten.

1. georiënteerd
2. gechanteerd
3. gemanipuleerd
4. geconfronteerd

‘Dat is .....!’, riep Sem toen zijn broer zijn nachtelijke uitstapjes dreigde te verklappen als hij hem geen honderd euro wilde lenen.

1. miniem
2. chantage
3. strategie
4. context

Welvaart is een ..... begrip als je die van ons vergelijkt met die van Afrika.

1. betrekkelijk
2. universeel
3. neutraal
4. autoritair

Er ..... geruchten dat de minister vandaag zijn verwachte aftreden bekend zal maken.

1. mijden
2. simuleren
3. delegeren
4. circuleren

De regering besloot weer eens de..........
op tabaksproducten te verhogen

1. debat
2. vooroordeel
3. affiniteit
4. accijns

De verzekeringsmaatschappij besloot alle geleden waterschade te..........

1. ontbinden
2. accentueren
3. compenseren
4. arceren

Met een .......... verschil in punten won de zwaargewicht de finale van de bokswedstrijd.

1. miniem
2. regionaal
3. incidenteel
4. competent

Per maand houd ik.......... ongeveer 100 euro over om te sparen

1. vrijblijvend
2. globaal
3. netto
4. nihil

Sandra is altijd op de hoogte van de
..........stand van zaken op de beurs

1. ondergeschikte
2. actuele
3. imposante
4. autoritaire

Om ons te.......... op onze vakantie in Griekenland, hebben we vast een stapel boeken over het land uit de bibliotheek gehaald.

1. ontbinden
2. pretenderen
3. oriënteren
4. confronteren

Oefening 2. Herhaling les 1-4

- 26 meerkeuzevragen

- Werkwoordspelling

- Stijlkwesties

- Woordenschat - Betekenissen

- Woordenschat - Contextzinnen

(verwoesten) De ................. huizen

1. vewoestten
2. verwoeste
3. verwoesde
4. verwoesdden

(redden) De ...... zwemmer

1. redde
2. geredde
3. gerede
4. verredde

(verzinnen) Het ............ verhaal

1. verzonnen
2. verzonne
3. verzonde
4. verzonden

Ik ( vermelden ) het maar voor de zekerheid.

1. vermeld
2. vermeldt

Straks ( vinden ) hij ons werkstuk helemaal niks.

1. vind
2. vindt

Ik ( checken ) in, maar vergat om weer uit te checken.

1. checkte
2. checkten

De klokken ( luiden ) minutenlang toen de paus aankwam.

1. luidde
2. luidden

Hoe lang hebben zij over Nederland ( heersen )?

1. geheersd
2. geheerst

Het schip is ( stranden ) op een onbewoond eiland.

1. gestrand
2. gestrant

Janice heeft nooit erg op haar zusje (lijken ).

1. geleken
2. gelijken

Kaisia ( komen ) gisteren terug van vakantie.

1. kom
2. kwam

Ik leende ( zij / hun / hen ) wat geld.

1. zij
2. hun
3. hen

Ik mag ( zij / hun / hen ) niet zo graag.

1. zij
2. hun
3. hen

Ik probeer ( me / mijn ) er heus niet uit te kletsen hoor!

1. me
2. mijn

Vind je ( mij / mijn ) kerststukje mooier?

1. mij
2. mijn

( Deze / Dit ) dozen moeten nog de vrachtwagen in.

1. Deze
2. Dit

Over ( die / dat ) grindpad kun je niet stilletjes lopen.

1. Die
2. Dat

Ik wil liever naar Harry Potter ( als / dan ) naar een horrorfilm.

1. als
2. dan

Vragen is verstandiger ( als / dan ) gokken.

1. als
2. dan

Hij koopt alles (wat/dat/die) hij wil.

1. wat
2. dat
3. die

Het leukste (dat/die/wat) hij te vertellen had, wist ik al.

1. dat
2. die
3. wat

We gaan vanavond met zijn allen uit, (die/wat/dat) altijd heel gezellig is.

1. die
2. wat
3. dat

Van mindere kwaliteit

1. inferieur
2. identiek

gelijk, precies hetzelfde

1. dynamisch
2. identiek

het verlangen of streven naar iets

1. de aspiratie
2. de affiniteit

Iedere deelnemer aan dat.....
kreeg een kaartje met zijn naam erop

1. marketing
2. anekdote
3. perspectief
4. congres

Met een.....
verschil in punten won de zwaargewicht de finale van de bokswedstrijd.

1. regionaal
2. miniem
3. competent
4. incidenteel

Huiswerk

Starttaal Online - 2F - Taalverzorging - Woordenschat - Contextzinnen

1. Oefening 7

2. Oefening 8

3. Oefening 9

4. Oefening 10

5. Oefening 11

6. Oefening 12

Maak alle oefeningen.