Motiverende gespreksvoering

• Welzijn
• MBO
• Studiejaar 3

Motiverende gespreksvoering

G3V3ZD

Motiverende gespreksvoering; gedragsverandering aan orde stellen

Niemand is volledig ongemotiveerd!!

Intrinsieke en extrinsieke motivatie

Intrinsieke motivatie; motivatie die van binnenuit gestimuleerd wordt

Extrinsieke motivatie; motivatie die van buitenaf gestimuleerd word

Bij motiverende gespreksvoering kijken we vooral naar intrinsieke motivatie. Hoe kunnen we dat stimuleren?

OMA; Oordeel, Mening, Aannames/adviezen

ANNA: Altijd navragen, nooit aannemen

OEN: Open, Eerlijk nieuwsgierig

LSD: Luisteren, Samenvatten, Doorvragen

VAAK: Verwachtingen, Afspreken, Aanspreken en Kalibreren.

Wat gaan we deze les doen? 

- Afspreken uitvoeren oefening motiverende gespreksvoering

- Oefenen motiverende gespreksvoering (a.d.h.v. uitgedeelde bijlage) 

Uitvoeren opdracht; Motiverende gespreksvoering

13.45 uur: Marije en Mies (filmen)

14.00 uur: Ilse en Suzanne (filmen)

14.10 uur : Moniek en Isabel Rhode (filmpje)

14 maart:

13.30 uur: Rianne en Arianne (echt)

13.45 uur: Janneke en Netty (echt)

14.00 uur: Eline G en Marylin 

14.10 uur: Gerdine en Eline (echt)

Wat moet je voor de opdracht motiverende gespreksvoering doen?

- Maak tweetallen en verzin een casus waarin je motiverende gespreksvoering kunt toepassen (gedragsverandering)

- Oefen je casus en gebruik daarbij de theorie in de les behandeld en van de uitgedeelde bijlage

- Je voert de opdracht in de les uit; na de vakantie

- Na het uitvoeren van het gesprek maak je 2 reflectieverslagen (zie uitgedeelde opdracht)

- Je levert de verslagen in op itslearning

Oefenen opdracht; motiverende gespreksvoering

Uitnodigen tot verandertaal In tweetallen: 

Welke verandering ben je aan het overwegen (en waar ben je ambivalent over?) Ga met elkaar in gesprek, geef geen advies en stel de volgende vragen: 

1. Wat zou je willen veranderen 

2. Hoe zou je dit kunnen veranderen 

3. Welke drie redenen heb je om te veranderen 

4. Hoe belangrijk is dit voor jou? (op een schaal van 1-10, wat maakt dat je x zegt en niet y (lager getal) 

5. Geef een korte samenvatting en vraag: ‘wat denk je dat je gaat doen?

Sylvie (19) komt in het buurthuis tijdens de tieneravond. Haar zusje van 14 is voor de eerste keer meegekomen. Sylvie vertelt hoe het gaat met hen: “Sinds een week is pa weer weg en het is nu lekker rustig thuis. We slapen elke dag uit en regelen veel zelf. Op school doen ze niet moeilijk, omdat ze wel weten hoe het zit. Maar hoe het verder moet met mijn opleiding, dat weet ik niet. Ik zak vast weer. En waar mijn zusje terecht komt, dat is nog de vraag. Maar daar staat pa nooit bij stil.”

a. Als Sylvie dit verhaal aan jou zou vertellen, waarop reageer jij dan met een reflectie? Noteer wat je letterlijk zou zeggen.

b. Leg uit waarom je ervoor kiest hierop te reflecteren.

c. Bedenk wat het effect van jouw reflectie kan zijn. Beschrijf hoe het gesprek verder zou kunnen verlopen als je jouw reflectie hebt gegeven.

d. Beschrijf een ándere soort reflectie die je zou kunnen geven.

e. Hoe zou bij jouw andere soort reflectie het gesprek verder kunnen verlopen?