Much, many, lots of, a lot of, little, few

Waarvoor gebruik je de woorden
much, many, lots of en a lot of?
1 / 23
suivant
Slide 1: Question ouverte
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Waarvoor gebruik je de woorden
much, many, lots of en a lot of?

Slide 1 - Question ouverte

Waarvoor gebruik je de woorden
(a) little en (a) few?

Slide 2 - Question ouverte

Wanneer welke
Much, many, lots of en a lot of --> gebruiken om te zeggen dat er 'veel' van iets is.

Much: bij ontelbare zelfstandige naamwoorden
Many: bij telbare zelfstandige naamwoorden
lots of en a lot of: zowel bij ontelbare als telbare woorden.

Slide 3 - Diapositive

Geef een voorbeeld zin met:
A lot of / lots of

Slide 4 - Question ouverte

Geef een voorbeeld zin met het woord: Much

Slide 5 - Question ouverte

Geef een voorbeeld zin met het woord: Many

Slide 6 - Question ouverte

Wanneer welke
(a) little en (a) few --> gebruiken om te zeggen dat er 'weinig' van iets is.

(a) little: bij ontelbare zelfstandige naamwoorden
(a) few: bij telbare zelfstandige naamwoorden

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Kies het juiste woord voor de zin:
How .... money have you got?
A
many
B
much
C
a lot of
D
lots of

Slide 9 - Quiz

Kies het juiste woord voor de zin:
My parents had .... (weinig) luck in the casino.
A
much
B
a little
C
little
D
few

Slide 10 - Quiz

Kies het juiste woord voor de zin:
I would like ... (beetje) sugar in my tea.
A
many
B
few
C
a lot of
D
a little

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Rob is ____ (nice) than Harry.
A
Nice
B
Nicest
C
Nicer

Slide 20 - Quiz

Usain Bolt is the ____(fast) human alive.
A
Fast
B
Fastest
C
Faster

Slide 21 - Quiz

She was the ____ (happy) girl ever.
A
Happy
B
Happyest
C
Happiest
D
Happie

Slide 22 - Quiz

Finish the sentence:
Nothing is _____ (important) than being happy.

Slide 23 - Question ouverte