Zinsdelen: meewerkend voorwerp & woordsoorten: voorzetsel

Welkom bij Nederlands! 
  • Graag je microfoon en camera uitzetten (i.v.m. overbelasting hangouts
  • Ga met een ander device (bijv. je mobiel) naar: www. lessonup.com
  • Log in met de lescode van deze les (Zie links onderin)
  • Wacht tot de les begint ^^  
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands! 
  • Graag je microfoon en camera uitzetten (i.v.m. overbelasting hangouts
  • Ga met een ander device (bijv. je mobiel) naar: www. lessonup.com
  • Log in met de lescode van deze les (Zie links onderin)
  • Wacht tot de les begint ^^  

Slide 1 - Diapositive

PLanning: 
  • Hoe vind je het meewerkend voorwerp? 
  • Voorbeeldzin 
  • Quizvragen 

  • woordsoorten: voorzetsel 
  • Voorbeeldzin 
  • Quizvragen 


Slide 2 - Diapositive

Hoe vind je het meewerkend voorwerp? 

1. Noteer :
- werkwoordelijk gezegde
- Onderwerp
- lijdend voorwerp

2. Stel de vraag: Aan / voor wie (+  werkwoordelijk gezegde + Onderwerp  + lijdend voorwerp)

Slide 3 - Diapositive

Voorbeeld: 
De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politieagent.

 Aan / voor wie (+ werkwoordelijk gezegde  + Onderwerp + lijdend voorwerp) 

--> Aan / voor wie (+vroeg + de verdwaalde toerist+ de weg) 
de politieagent  = mv 


Slide 4 - Diapositive

Mijn moeder heeft aan mijn oma een nieuwe jas gegeven.
Hoe heet het zinsdeel "Mijn moeder"?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 5 - Quiz

Wat is in de volgende zin het meewerkend voorwerp?
De postbezorger overhandigde de klant de bestelling.
A
De postbezorger
B
de klant
C
de bestelling
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 6 - Quiz

Mijn moeder heeft aan mijn oma een nieuwe jas gegeven.
Hoe heet het zinsdeel "aan mijn oma"?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 7 - Quiz

Mijn moeder heeft aan mijn oma een nieuwe jas gegeven.

Hoe heet het zinsdeel "een nieuwe jas"?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 8 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?

De overledene bleek de Vogelbescherming een flink bedrag nagelaten te hebben.

Slide 9 - Question ouverte

voorzetsel 
- Voorbeeldzin 
- Quizvragen 

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive


Een voorzetsel geeft vaak aan:

- de plaats
- tijd
- reden / oorzaak 
VOORBEELDZINNEN

De plaats: 
Zij staat voor het huis.
Hij is in het huis.
Moeder zit achter het huis.

Tijd: 
Hij blijft hier tot zaterdag.
Zij begint per vandaag.
Ik ben hier sinds vorige week.

Reden/ oorzaak: 
Er staan lange files vanwege drukte
 





Slide 12 - Diapositive

Wat is / zijn de voorzetsels? Hoogtevrees komt bij de deelnemers tijdens de sprong zelden voor

A
de, voor
B
hoogtevrees
C
bij, tijdens
D
deelnemers

Slide 13 - Quiz

Wat is /zijn de voorzetsels in de volgende zin?
Vanaf een plank spring je zo mooi mogelijk het water in.
A
Vanaf, in
B
een plank
C
spring
D
zo mooi mogelijk

Slide 14 - Quiz