O5: disk thema 5 verliefd zijn, modale ww (wk 14, les 3)

Wat gaan we doen?

  • Nieuwe woorden
  • Zinsvolgorde
  • Modale werkwoorden
  • Kahoot
  • Vragen stellen
  • DISK
  • Rendictee


1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Wat gaan we doen?

  • Nieuwe woorden
  • Zinsvolgorde
  • Modale werkwoorden
  • Kahoot
  • Vragen stellen
  • DISK
  • Rendictee


Slide 1 - Diapositive

Nieuwe woorden leren
Schrijf de vertaling op de woordenlijst.

Slide 2 - Diapositive

raar

Slide 3 - Diapositive

lachen
  • hahahahaha zeggen!
  • je vindt iets leuk
  • lachen > < huilen
  • werkwoord
  • zin: De jongen maakt een grapje. Het meisje lacht hard
  • zin: Ik lach hard om Mr. Bean.

Slide 4 - Diapositive

de beurt

Slide 5 - Diapositive

de dag
  • 7 dagen = 1 week
  • het is licht
  • de dag - de dagen 
  • zin: Op welke dag hebben we sport?
  • zin: Over 2 dagen is het weekend.

Slide 6 - Diapositive

de jongen

Slide 7 - Diapositive

nieuwsgierig = curious
допитливий
curioso

Slide 8 - Diapositive

het winkelcentrum
Een plek met allemaal winkels bij elkaar.

m.v. = de winkelcentra

Slide 9 - Diapositive

hard
zacht

Slide 10 - Diapositive

EVENVEEL ( = )

Slide 11 - Diapositive

lief / aardig (zijn)

Slide 12 - Diapositive

geloven
  • denken dat iets waar is;
  • helemaal vertrouwen op iets of iemand;
  • meervoud van 'geloof': religie
  • Zin: Hij geloofde niets van wat zij aan hem vertelde.

Slide 13 - Diapositive

Wat is ook alweer de persoonsvorm?

Slide 14 - Carte mentale

Wat is de persoonsvorm in deze zinnen?
De fiets viel tegen de lantaarnpaal.
Maaike wilde niet naar huis.
Op het strand ligt veel zand.
De zeehond is naar Engeland gezwommen.
Nederlandse les is altijd heel leuk.
Straks gaan we naar de bibliotheek.

Slide 15 - Diapositive

Welke modale werkwoorden ken je?

Slide 16 - Carte mentale

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Modale hulpwerkwoorden geven een speciale betekenis aan de zin. Zo betekent:

kunnen = to be able to.....it's possible
mogen =to may, to be allowed to......to have the permission
moeten =to have to, to should......it's necessary
willen =to want to ......a wish
zullen =shall, to will ......to plan something.

Slide 19 - Diapositive

Modale werkwoorden geven een andere betekenis aan de zin.
Vergelijk deze zinnen eens:

Petra zwemt

Petra kan zwemmen (she is able to, she has learned it)
Petra wil zwemmen (she wants to swim, so she is going to the swimming pool)
Petra mag zwemmen (she is allowed to swim, her mother said 'yes')
Petra moet zwemmen (she has to swim, otherwise she will drown)
Petra zal zwemmen (she will swim, despite she is being ill)

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Modaal werkwoord+hele werkwoord

Ik moet ook nog iets kopen.
Mijn moeder wil naar de stad rijden.
Mag ik nog even slapen?
De leerlingen zullen goed werken.
Kunnen jullie even op mijn kind passen?


Slide 26 - Diapositive

Maak een zin met een modaal werkwoord

Slide 27 - Question ouverte

Slide 28 - Lien

Spreken
Pak een kaartje en stel de vraag aan je klasgenoot.

Slide 29 - Diapositive

Disk: zelfstandig werken
Werken aan bronnen en bouwstenen Disk thema 5 verliefd zijn.

Wil je een andere kleur of een toets maken? Vraag het je docent!

Slide 30 - Diapositive