Les gedichten over dieren (fictie)

gedichten over dieren....
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

gedichten over dieren....

Slide 1 - Diapositive

lesdoel
aan het einde van deze les  
- heb je laten zien dat je gedichten hebt begrepen.
- heb je zelf een gedicht gemaakt van minimaal 8 regels.

Slide 2 - Diapositive

Lees het gedicht  en bedenk dan:
"wat is er raar"aan dit gedicht.
Vul je antwoord in op de volgende slide.

Slide 3 - Diapositive

Wat vond je raar aan het gedicht?
Geef je antwoord in een goede antwoordzin.

Slide 4 - Question ouverte

Lees het volgende gedicht en let vooral op de rijmwoorden
Een vlieg.

Er loopt een vliegje door mijn eten,
ik jaag hem weg maar hij is vlug,
dat hij terug kwam heeft ie geweten,
hij ligt naast mijn wortels op zijn rug.

Ik voel me trots want het was raak,
en ben misselijk als ik naar mijn eten kijk,
ik denk dat ik mijn maaltijd staak,
want naast mijn wortels ligt een vliegenlijk

Ingezonden door
jos vd schot


Slide 5 - Diapositive

Wat is er met de vlieg gebeurd?
Schrijf je antwoord in een goede antwoordzin.

Slide 6 - Question ouverte

Schrijf alle woorden op die op elkaar rijmen:

Slide 7 - Question ouverte

Over welk dier gaat dit gedicht?

De hele dag geen zonlicht zien,
de hele dag alleen maar zand,
de hele dag alleen maar ploeteren
en geen idee waar je in belandt.

De hele dag is alles donker,
de hele dag op zoek naar eten,
de hele dag stoot jij je neus
en je wordt door iedereen vergeten.

Slide 8 - Diapositive

Over welk dier ging het vorige gedicht?

Slide 9 - Question ouverte

De pinguïn en de papegaai


De pinguïn en de papegaai
Dag papegaai, zei de pinguïn.
Dag papegaai, zei de papegaai.
Nee, zei de pinguïn, jij moet dag pinguïn zeggen.
Nee, zei de papegaai, jij moet dag pinguïn zeggen.
Nee, zei de pinguïn, ik ben een pinguïn.
Nee, zei de papegaai, ik ben een pinguïn.
Jij bent een papegaai, zei de pinguïn.
Jij bent een papegaai, zei de papegaai.
Stomme papegaai, zei de pinguïn.
Stomme pinguïn, zei de papegaai.

Slide 10 - Diapositive

Wat gebeurt er in het begin van het gedicht met de pinguïn en de papegaai?

Geef je antwoord in een goede antwoordzin.

Slide 11 - Question ouverte

Wat is er aan het einde van het gedicht anders?

Geef je antwoord in een goede antwoordzin.

Slide 12 - Question ouverte