Les gedichten over dieren (fictie)

 gedichten over dieren....
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

 gedichten over dieren....

Slide 1 - Diapositive

lesdoel
aan het einde van deze les  
- heb je laten zien dat je gedichten hebt begrepen.
- heb je zelf een gedicht gemaakt van minimaal 4 regels.

Slide 2 - Diapositive

Wat is rijm? 

In een gedicht kan rijm voorkomen. Rijm wil zeggen dat het einde van twee woorden hetzelfde klinkt. 
Bijv.: school-viool
           verdriet-parkiet

Slide 3 - Diapositive

Hoe kun je rijmen?
Hoe kun je rijmen? 
1. a a b b  
2. a b a b 
 

1.
Sint zat te denken, 
wat hij jou zou schenken.
Hij kocht lekkere marsepein,
Want dat vind jij altijd fijn. 
2. Sint liep in de stad
op zoek naar iets moois voor jou.
In de H&M vond hij eindelijk wat,
het helpt goed tegen de kou. 

Slide 4 - Diapositive

Lees het gedicht hiernaast  en bedenk dan:
"wat is er raar" aan dit gedicht.
Of "wat vind je opvallend"? 

Slide 5 - Diapositive

Lees het volgende gedicht en let vooral op de rijmwoorden
Een vlieg.

Er loopt een vliegje door mijn eten,
ik jaag hem weg maar hij is vlug,
dat hij terug kwam heeft ie geweten,
hij ligt naast mijn wortels op zijn rug.

Ik voel me trots want het was raak,
en ben misselijk als ik naar mijn eten kijk,
ik denk dat ik mijn maaltijd staak,
want naast mijn wortels ligt een vliegenlijk

Ingezonden door
jos vd schot


Slide 6 - Diapositive

Wat is er met de vlieg gebeurd?
Schrijf je antwoord op.

Slide 7 - Question ouverte

Over welk dier gaat dit gedicht?

De hele dag geen zonlicht zien,
de hele dag alleen maar zand,
de hele dag alleen maar ploeteren
en geen idee waar je in belandt.

De hele dag is alles donker,
de hele dag op zoek naar eten,
de hele dag stoot jij je neus
en je wordt door iedereen vergeten.

Slide 8 - Diapositive

Over welk dier ging het vorige gedicht?

Slide 9 - Question ouverte

De pinguïn en de papegaai


De pinguïn en de papegaai
Dag papegaai, zei de pinguïn.
Dag papegaai, zei de papegaai.
Nee, zei de pinguïn, jij moet dag pinguïn zeggen.
Nee, zei de papegaai, jij moet dag pinguïn zeggen.
Nee, zei de pinguïn, ik ben een pinguïn.
Nee, zei de papegaai, ik ben een pinguïn.
Jij bent een papegaai, zei de pinguïn.
Jij bent een papegaai, zei de papegaai.
Stomme papegaai, zei de pinguïn.
Stomme pinguïn, zei de papegaai.

Slide 10 - Diapositive

Wat gebeurt er in het begin van het gedicht tussen de pinguïn en de papegaai?

Slide 11 - Question ouverte

Wat is er aan het einde van het gedicht anders?

Slide 12 - Question ouverte

Maak zelf een gedicht over een dier van minimaal 4 regels.

Slide 13 - Question ouverte

Lees het gedicht op de volgende slide
Over welk gevoel gaat dit gedicht?
Herken je dit gevoel? Heb je ook een huisdier?

Je vult de antwoorden na het gedicht in. 

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

1. Over welk gevoel ging dit gedicht?
2. Herken je dit gevoel? Heb je zelf ook een huisdier?

Slide 16 - Question ouverte

Lesdoelen
aan het einde van deze les
- heb je laten zien dat je gedichten hebt begrepen.
- heb je zelf een gedicht gemaakt van minimaal 4 regels.

Slide 17 - Diapositive