Voorzetsels

Voorzetsels
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Voorzetsels

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Wat zijn voorzetsels

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Doe wat er op het beeld staat.
Welk voorzetesel staat er in de zin?

Slide 5 - Diapositive

Ga achter je stoel staan
Welk voorzetesel staat er in de zin?

Slide 6 - Diapositive

Ga op je stoel staan
Welk voorzetesel staat er in de zin?

Slide 7 - Diapositive

Ga naast je stoel staan
Welk voorzetesel staat er in de zin?

Slide 8 - Diapositive

Ga achter je stoel zitten.
Welk voorzetesel staat er in de zin?

Slide 9 - Diapositive

Ga tegen de muur staan.
Welk voorzetesel staat er in de zin?

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Welk woord is een voorzetsel?
Tijdens de lunch eten we boterhammen.
A
tijdens
B
de
C
eten
D
we

Slide 12 - Quiz

Welk woord is een voorzetsel?
In de zomer gaan we naar het strand.
A
gaan
B
in
C
naar
D
strand

Slide 13 - Quiz

Welk woord is een voorzetsel?
De kat slaapt op de bank.
A
kat
B
bank
C
slaapt
D
op

Slide 14 - Quiz

Welk woord is een voorzetsel?
We spelen bij de grote boom.
A
we
B
bij
C
grote
D
boom

Slide 15 - Quiz

Welk woord is een voorzetsel?
De auto staat naast de winkel.
A
de
B
staat
C
naast
D
winkel

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Diapositive