Voltooid deelwoord regelmatige werkwoorden

Het voltooid deelwoord
Ga naar p. 18 in je boek
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, t, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Het voltooid deelwoord
Ga naar p. 18 in je boek

Slide 1 - Diapositive

Het voltooid deelwoord maak je als volgt:

GE + STAM + T

Slide 2 - Diapositive

Voltooid deelwoord
Ge + stam + t
machen

stam = mach

ge + mach + t 
= gemacht


hele ww

hele ww - en



ich habe gemacht

Slide 3 - Diapositive

Het voltooid deelwoord van kaufen is...
A
gekaufd
B
gekauft
C
gekaufent
D
gekaufend

Slide 4 - Quiz

Het voltooid deelwoord van wohnen is...
A
gewohnd
B
gewohnt
C
gewohnent
D
gewohntd

Slide 5 - Quiz

Het voltooid deelwoord van leben is...
A
gelebd
B
geliebt
C
gelebt
D
geleben

Slide 6 - Quiz

Het voltooid deelwoord van kochen is...
A
gekochet
B
gekocht
C
gekochen
D
gekochd

Slide 7 - Quiz

Het voltooid deelwoord van tanzen is...
A
getanzen
B
getanzt
C
getanzd
D
getanzed

Slide 8 - Quiz

Het voltooid deelwoord van kosten is...
A
gekostet
B
gekosten
C
gekost
D
gekosted

Slide 9 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van lernen

Slide 10 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord van spielen?

Slide 11 - Question ouverte

Haben & sein 

Slide 12 - Diapositive

Haben & sein
haben
sein
ich
habe
bin
du
hast
bist
er/sie/es
hat
ist
wir
haben
sind
ihr
habt
seid
sie/Sie
haben
sind

Slide 13 - Diapositive

Vervoeg haben & Sein
Vul de juiste vorm in
Ga naar je boek op p. 143

Slide 14 - Diapositive

Du _______ nicht gut zugehört. (haben)
A
habst
B
hat
C
haben
D
hast

Slide 15 - Quiz

Ihr .... gut gearbeitet. (haben)
A
habt
B
haben
C
hat
D
hast

Slide 16 - Quiz

Wir .... Hausaufgaben gemacht. (haben)
A
hat
B
habe
C
haben
D
hast

Slide 17 - Quiz

Wir ……….. heute Deutsch! (haben)
A
habe
B
haben
C
hat
D
habt

Slide 18 - Quiz

Wir ............. 15 Jahre alt. (sein)
A
bin
B
sein
C
seid
D
sind

Slide 19 - Quiz

Wer ……. du? (sein)
A
sein
B
bist
C
bin
D
ist

Slide 20 - Quiz

Ihr ..... aus Berlin. (sein)
A
sind
B
seid
C
ist
D
sein

Slide 21 - Quiz

Johan, wo ......... du denn? (sein)
A
ist
B
bin
C
sind
D
bist

Slide 22 - Quiz

Haben oder Sein
Vul de juiste vorm van het werkwoord haben of sein in

Slide 23 - Diapositive

............... du Zeit für mich?

Slide 24 - Question ouverte

.................. du müde?

Slide 25 - Question ouverte

Ich ........ jetzt vierzehn Jahre alt.

Slide 26 - Question ouverte

Ben je al aan het leren voor de toets van volgende week?

Slide 27 - Question ouverte

Heb je nog vragen?

Slide 28 - Question ouverte