Hoofdstuk 2 toets klas 2 NN

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Ik rijd vijftig kilometer.

In deze zin staat .....

1. wel een lijdend voorwerp
2. geen lijdend voorwerp

Thomas heeft Marieke bloemen gegeven.
Lijdend voorwerp =

1. Er is geen lijdend voorwerp
2. Thomas
3. Marieke
4. bloemen

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
mijn scooter =

1. onderwerp
2. meewerkend voorwerp
3. lijdend voorwerp

het voorvoegsel her betekent

1. niet
2. opnieuw
3. niet meer
4. tussen

Op welke plaats kan ik een voorvoegsel vinden?

1. In het midden van het woord
2. Aan het eind van het woord
3. Aan het begin van het woord
4. Midden in een zin

Wat is geen functie van signaalwoorden
in een tekst?

1. Signaalwoorden helpen de lezer.
2. Signaalwoorden geven de kern van de tekst weer.
3. Signaalwoorden zorgen voor samenhang.
4. Signaalwoorden geven structuur aan een tekst.

Signaalwoorden voor tijdsvolgorde

1. eerst, daarna, nadat
2. toen, maar, omdat

Hoe mag je signaalwoorden ook noemen?

1. verbindingswoorden
2. verwijswoorden
3. synoniemen
4. werkwoorden

fietst

1. persoonsvorm
2. voltooid deelwoord

Wat is het voltooid deelwoord van:

jagen

1. gejaagt
2. gejaagd

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:

Hebben Anouk en Wendy de opdracht nog niet gemaakt?

1. Anouk en Wendy
2. Hebben
3. de opdracht
4. gemaakt

Wat in de volgende zin is een verwijswoord?:
Zullen we naar het strand fietsen? Nee, dat heb ik gisteren ook al gedaan.

1. Verwijswoord = al
2. Verwijswoord = dat

Wat doet een verwijswoord

1. een verwijswoord verwijst je naar de volgende tekst
2. een verwijswoord verwijst naar iets dat eerder in de tekst genoemd is

Lisa zei tegen Carola dat ze haar tas in het restaurant had laten staan.

1. onjuist verwijswoord
2. goed
3. onduidelijke verwijzing
4. dat/als-constructie

Tegenstellingen
Wat zijn dit?

1. Woorden met een tegenovergestelde betekenis.
2. Meningen die iets tegenspreken.
3. Woorden die hetzelfde of bijna hetzelfde betekenen.
4. De, het & een.

Welk woord kan je gebruiken voor
niet duidelijk

1. a duidelijk
2. zeer duidelijk
3. onduidelijk
4. precies

Welk woord kun je gebruiken als je iets gekocht hebt wat niet goed is

1. verkoop
2. miskoop

Wat betekent
Hij woont in het hart van de stad

1. Zijn hart klopt sneller als hij weer in de stad is
2. Hij woont midden in de stad
3. De stad ziet eruit als een hart

Wat betekent
circa

1. ongeveer
2. excact
3. precies
4. uitgebreid

Wat betekent
Wij slapen onder de blote hemel

Wat is figuurlijk taalgebruik