Hoofdstuk 3 klas kgt

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 2

Tekstverbanden en signaalwoorden

Met wat voor woord plak je twee zinnen aan elkaar?

1. een lijmwoord
2. een plakwoord
3. een signaalwoord
4. een bijwoord

Wat zijn signaalwoorden van tegenstelling

1. omdat, want
2. en, ook
3. maar, echter
4. eerst, daarna

Wat zijn signaalwoorden van
volgorde van tijd?

1. omdat, want
2. eerst, daarna
3. maar, echter
4. en, ook

Wat zijn signaalwoorden van reden?

1. omdat, want
2. eerst, daarna
3. maar, echter
4. en, ook

Voorvoegsel

Woordenschat

Een voorvoegsel

1. kan een andere betekenis geven aan een woord
2. kan geen andere betekenis geven aan een woord
3. staat aan het begin van een zin
4. staat aan het eind van een zin

Wat betekent wan... (wanhoop, wangedrag, wanorde)

1. geen
2. tussen
3. vroegere
4. opnieuw

Wat betekent her...

1. geen
2. tussen
3. vroegere
4. opnieuw

Welk woord heeft een voorvoegsel?

1. mistig
2. wandelen
3. exact
4. herhalen

Wat betekent inter...? (intercity, internationaal, interesse?

1. opnieuw
2. slecht
3. tussen
4. vroegere

Welk woord heeft geen voorvoegsel?

1. herkennen
2. ex-voetballer
3. misleiden
4. onder

Zinsdelen

persoonsvorm, gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp

De bakker bakt een brood
Het lijdend voorwerp =

1. de bakker
2. bakt
3. een brood
4. er zit geen lijdend voorwerp in deze zin

's Morgens geeft hij zijn kat altijd een visje.
Lijdend voorwerp =

1. 's morgens
2. zijn kat
3. een visje
4. altijd

We hebben onze tent in de schaduw gezet.
lijdend voorwerp =

1. onze tent
2. we
3. in de schaduw
4. er zit geen lijdend voorwerp in deze zin

Heb jij de appeltaart geproefd

1. heb
2. jij
3. de appeltaart
4. geproefd

Verwijswoorden

die, dit, dat, deze, hij, zij, zijn, haar, ...

In welke zin staat en verkeerd verwijswoord?

1. de jongen die zijn been brak
2. de kat die zijn pootje brak
3. het meisje die haar been brak
4. het katje dat zijn pootje brak

In welke zin staat een verkeerd verwijswoord?

1. Het meisje heeft haar been gebroken
2. De jongen heeft zijn been gebroken
3. De vrouw heeft zijn been gebroken
4. De man heeft zijn been gebroken.

Voltooid deelwoord

gefietst, gedanst, verdeeld, herhaald, ontstaan

Wat is het voltooid deelwoord van kopen?

1. gekoopt
2. gekoopd
3. gekopen
4. gekocht

Wat is het voltooid deelwoord van verdelen?

1. verdeelt
2. verdeeld
3. geverdeeld
4. verdelen

Wat is het voltooid deelwoord van draven?

1. gedraafd
2. gedraaft
3. gedraven
4. gedrafen

signaalwoord

verwijswoord

voorvoegsel