Wi 1 Na koningsdag en voor 4 en 5 mei. TC 1.15

Donderdag
28 april
2022


Welkom!
Hoe was jouw koningsdag?   Heb je feest gevierd?
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 180 min

Éléments de cette leçon

Donderdag
28 april
2022


Welkom!
Hoe was jouw koningsdag?   Heb je feest gevierd?

Slide 1 - Diapositive

Koningsdag in Maasstricht

Slide 2 - Diapositive

De Nederlandse vlag
Dat oranje deel heet :
de wimpel           
Deze wordt alleen op
feesten rond het     
 koningshuis gebruikt

Slide 3 - Diapositive

Andere momenten om de vlag uit te hangen:


  • Verjaardagen van leden van het koningshuis
  • 4 mei: Dodenherdenking 
  • 5 mei: Bevrijdingsdag
  • andere feest- of herdenkingsdagen

Slide 4 - Diapositive

4 mei vlag halfstok
We herdenken alle 
slachtoffers van    
oorlogen.           
  Waar ook op         
de wereld.          

Slide 5 - Diapositive

5 mei Bevrijdingsdag
     
We vieren onze         
 vrijheid!               

Slide 6 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
  • Woorden herhalen en oefenen
  • Een soort dictee
  • Verder in het boek: 1.15: Je leert woorden om dingen of mensen met elkaar te kunnen vergelijken. 

Slide 7 - Diapositive

Blauwe woorden herhalen

Slide 8 - Diapositive


Eergisteren
gisteren
Vandaag
Morgen
Overmorgen

Slide 9 - Diapositive


  • de verjaardag      
  • de verjaardagen

Slide 10 - Diapositive


  • de uitnodiging       
  • de uitnodigingen  

Slide 11 - Diapositive


  • het gesprek       
  • de gesprekken 

Slide 12 - Diapositive

  • oppassen          
  • de oppas           
  • ik pas op            
  • zij past op         

Slide 13 - Diapositive

wij ... feest

  • vieren                 
  • ik vier feest      
  • jij viert feest    

Slide 14 - Diapositive

zij wil slapen, ze is ...

  • moe                  
  • ik ben moe     
  • jij bent moe   
  • wij zijn moe   

Slide 15 - Diapositive

  • Hij is boos                
  • Ik ben boos              
  • Jij bent boos           
  • Wij zijn boos            

Slide 16 - Diapositive

Ssstt! ... zijn!

  • stil                                          
  • Kan het wat stiller, ajb?

Slide 17 - Diapositive

Zij hebben ergens ... van.

  • last                                                 
  • Ik heb last van het lawaai    
  • Ik heb last van mijn rug        

Slide 18 - Diapositive

Lawaai = ... geluid

  • hard                   
  • hard praten    
  • harde knallen

Slide 19 - Diapositive

hard <-> zacht

Slide 20 - Diapositive

Mensen die op het feest komen:

  • de gasten                
  • de gast                     

Slide 21 - Diapositive

Spelletje!!!
Jullie krijgen om beurten een papiertje met daarop een woord.
Vertel de betekenis van het woord zonder dat je het woord zelf zegt.

Slide 22 - Diapositive

Soort dictee
Ik lees een tekst voor.
Deel a is een gatentekst: vul de ontbrekende woorden in.
Deel b is een dictee van cursist Mia: zoek de 10 fouten en verbeter ze.

Slide 23 - Diapositive

1.15 Klein, kleiner- groot, groter

Opdr 120  lees de tekst over Julia en Nadia
Bekijk de video over vergelijken.
Opdr 121

Slide 24 - Diapositive

Als je mensen of dingen wilt vergelijken, zet je meestal -er achter het woord.

klein     -     kleiner
groot    -     groter                ( 1 o!)
dik         -     dikker                 (dubbele k!)
lief         -     liever                  (v in plaats van f!)

Slide 25 - Diapositive

als de laatste letter een r is, gebruik je 
-der

lekker     -     lekkerder
duur        -     duurder
ver           -      verder

Slide 26 - Diapositive

Sommige woorden zijn onregelmatig, bijv.:

graag     -     liever
goed      -      beter
veel         -      meer
weinig   -      minder

Slide 27 - Diapositive

Als je 2 mensen of dingen wilt vergelijken, gebruik je vaak dan. 

Omar is ouder dan Michael.
Hanna is kleiner dan Khalid.
Joran is liever dan Kjell.
Koffie is duurder dan water.

Slide 28 - Diapositive

Is er geen verschil? Gebruik dan het woord even.

Julia en Nadia zijn even oud.
Ik vind de jongens even lief.
Ik vind koffie en water even lekker.

Slide 29 - Diapositive

Opdrachten

122 en 123 praat samen
124, 125 en 126 maken
127 praat samen

Slide 30 - Diapositive

Wat kun je nu?

Kunnen jullie alles wat bij deze punten staat?
Wat nog niet? Of nog niet goed genoeg?

Slide 31 - Diapositive

We beginnen weer op maandag 9 mei!

Slide 32 - Diapositive