Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 6 vidéos.
La durée de la leçon est: 120 min
Éléments de cette leçon
Verhoudingen
Piter Jelles !mpulse
@MixedSignalSociety
Slide 1 - Diapositive
Macht:
Macht is het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en de handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of vergroten.
Slide 2 - Diapositive
Macht?
Slide 3 - Carte mentale
Definitie: MACHT
Macht is het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en de handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of vergroten.
Slide 4 - Diapositive
Macht op niveau
Macht is een relationeel begrip en komt op meerdere niveaus voor:
Micro niveau (individueel)
Meso niveau (groep)
Macro niveau (samenleving, nationaal of internationaal)
Slide 5 - Diapositive
Formele & Informele macht
Formele macht
Macht die iemand heeft op grond van zijn positie én is vastgelegd.
Bijvoorbeeld: in wetboek, schoolregels, vanuit een beroep.
Informele macht
Macht die iemand krijgt door uitstraling, kennis of charisma.
Bijvoorbeeld: Charisma, superieure denkvaardigheden/kennis of traditie.
Slide 6 - Diapositive
Formeel of informeel?
Formeel of informeel?
Slide 7 - Diapositive
Een docent heeft ...
A
Informele macht
B
Formele macht
Slide 8 - Quiz
Wanneer iemand je kan dwingen om iets te doen omdat hun macht is vastgelegd in wetten of reglementen spreek je van:
A
Informele macht
B
Formele macht
Slide 9 - Quiz
Wat klopt niet?
A
Macht kun je op formele en informele basis hebben
B
Macht is altijd vastgelegd in de wet
C
Vrienden hebben ook een vorm van macht
D
Macht gaat niet altijd gepaard met geweld
Slide 10 - Quiz
Machtsbronnen
Er zijn vier type machtsbronnen:
Economische bronnen
Cognitieve bronnen
Affectieve bronnen
Politieke bronnen
invloed op basis van geld of het bezit van schaarse goederen.
invloed op grond van gevoel of emoties.
bijv. angst
invloed op basis van kennis.
kennis is macht!
het vermogen om de politieke besluitvorming te beïnvloeden.
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Vidéo
Verhouding
2.2 Politieke participatie en politieke macht
Slide 13 - Diapositive
Politieke participatie
Electorale participatie
Dit gaat om stemmen bij verkiezingen, meewerken aan verkiezingscampagne of lidmaatschap politieke partij.
Niet-electorale participatie
Lobbyen, contact zoeken met politicus, meedoen aan protestactie of lidmaatschap belangenorganisatie.
Electoraal betekent alles wat de verkiezingen te maken heeft.
Slide 14 - Diapositive
Variabelen voor participatie
- Leeftijd
- Sekse
- Sociaal milieu en opvoeding
- Opleidingsniveau
- Godsdienst/levensovertuiging
- Beroepen
Slide 15 - Diapositive
Factoren politieke participatie
- Politieke kennis
- Interesse
- Waardenoriëntaties
- Vertrouwen in de politiek
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Vidéo
VRAAG
Een mogelijk gevolg van inkomensongelijkheid is dat in een land de lage inkomensgroepen weinig gaan stemmen tijdens verkiezingen.
Geef een verklaring voor een lage opkomst bij verkiezingen onder mensen uit lage inkomensgroepen.
Slide 18 - Diapositive
ANTWOORD
Een verklaring voor een lage opkomst bij verkiezingen onder mensen uit lage inkomensgroepen is dat mensen uit lage inkomensgroepen in het algemeen minder vertrouwen hebben in de politiek en daardoor niet komen stemmen.
Slide 19 - Diapositive
Verhouding
2.3 Visies op politieke participatie
Slide 20 - Diapositive
Visies op politieke participatie
Er zijn twee visies op politieke participatie:
Ontwikkelingsvisie
Politieke participatie is een doel op zichzelf. Het is wenselijk dat burgers stemmen tijdens verkiezingen, omdat de besluiten dan genomen kunnen worden op basis van de wil van het volk.
Burgers moet je stimuleren om politiek betrokken te zijn.
Slide 21 - Diapositive
Visies op politieke participatie
Er zijn twee visies op politieke participatie:
Ontwikkelingsvisie
Instrumentele visie
Politieke participatie is een middel om tot een politiek besluit te komen. Het is wenselijk dat burgers stemmen tijdens verkiezingen, want zo kan rekening worden gehouden met de belangen van burgers.
Te veel participatie is niet goed, want dat ontwricht het systeem.
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Vidéo
Slide 24 - Diapositive
Welke theorie vindt het wenselijk dat mensen stemmen tijdens verkiezingen?
A
Ontwikkelingstheorie
B
Instrumentele theorie
C
Allebei
D
Geen van beide
Slide 25 - Quiz
Welke theorie zag stemmen als een middel?
A
Ontwikkelingstheorie
B
Instrumentele theorie
Slide 26 - Quiz
Welke theorie wil dat politieke participatie gestimuleerd wordt?
A
Ontwikkelingstheorie
B
Instrumentele theorie
Slide 27 - Quiz
Huiswerk
Maken alle opdrachten (1 t/m 21) bij paragraaf 2.1, 2.2 en 2.3
Slide 28 - Diapositive
Verhouding
2.4 Theorieën over machtsverdeling
Slide 29 - Diapositive
Theorieën machtsverdeling
Twee theorieën die je moet kennen:
Pluralismetheorie
Machtselitetheorie
Slide 30 - Diapositive
Pluralismetheorie
De moderne samenleving bestaat uit verschillende maatschappelijke groepen, die gezamenlijk verschillende belangen vertegenwoordigen.
Zo is er altijd een zekere spreiding van macht en open toegang tot politieke besluitvorming.
Slide 31 - Diapositive
Machtselitetheorie
Er is een kleine groep personen (de machtselite) die sleutelposities inneemt in de maatschappij en veel macht heeft.
Veel macht en invloed is geconcentreerd in grote organisaties, waartegen de macht van de regering nauwelijks is opgewassen.
Slide 32 - Diapositive
Slide 33 - Vidéo
Verhouding
2.5 Gezag
Slide 34 - Diapositive
Slide 35 - Vidéo
Gezag
Macht die als legitiem wordt gezien.
Legitiem:
- Als juist beoordeeld
- Aanvaardbaar volgens de wet
>> Geaccepteerde macht
Slide 36 - Diapositive
Hoe krijg je gezag?
Gezag kan een persoon ontlenen aan:
Persoonlijke kwaliteiten
Maatschappelijke positie
Prestaties
Slide 37 - Diapositive
Gezag ontwikkelen
Het opbouwen van gezag is een langzaam proces. Verliezen van gezag gaat echter vaak erg snel.
Politici hebben veel belang bij gezag. Politiek gezag betekent dat mensen accepteren wat er door de politiek besloten is.
Slide 38 - Diapositive
VRAAG
Een mogelijk gevolg van inkomensongelijkheid is dat in een land de lage inkomensgroepen weinig gaan stemmen tijdens verkiezingen.
Geef een verklaring voor een lage opkomst bij verkiezingen onder mensen uit lage inkomensgroepen. Gebruik in je verklaring het kernconcept gezag. (2p)
Slide 39 - Diapositive
ANTWOORD
Mensen uit de lage inkomensgroepen kunnen er weinig vertrouwen in hebben dat de overheid maatregelen neemt om hun (maatschappelijke) positie te verbeteren.
Weinig vertrouwen kan betekenen dat de lage inkomensgroepen de macht van de overheid om hun (maatschappelijke) positie te verbeteren als minder legitiem beschouwen. Het gebrek aan gezag dat lage inkomensgroepen toekennen aan de overheid kan dan een verklaring zijn om niet te stemmen.
Slide 40 - Diapositive
Huiswerk
Maken opdrachten (22 t/m 32) bij paragraaf 2.4 en 2.5