Gaswisseling en uitscheiding BS4: Nieren

Thema 3: Gaswisseling en Uitscheiding
Basisstof 4: De Nieren



1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Thema 3: Gaswisseling en Uitscheiding
Basisstof 4: De Nieren



Slide 1 - Diapositive

De lever...

> maakt schadelijke stoffen onschadelijk,
> afbraak overtollige stoffen (stofwisseling)
- de lever geeft (afval)stoffen af aan je bloed,
- afvalstoffen moeten door de nieren uitgescheiden worden.

Slide 2 - Diapositive

Onderwerpen
- bouw van de nieren,
- functie van de nieren: filteren van je bloed, 
- twee processen spelen een rol:
> ultrafiltratie
> terugresorptie

Slide 3 - Diapositive

Nieren

Taak van de nieren:

  • Verwijderen van afvalstoffen en bruikbare stoffen weer opnemen uit het bloed. 
  • Regulatie van volume van het bloed en de samenstelling van het bloed. 
  • Constant houden van de osmotische waarde van het bloed en interne milieu.
  • Regulatie pH waarde van het bloed.


Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Bouw van de nier

Nier is opgebouwd uit vier duidelijk te onderscheiden onderdelen:

  • Nierkapsel
  • Nierschors 
  • Niermerg 
  • Nierbekken

Bijnier = hormoonklier die bovenop elke nier ligt

Slide 6 - Diapositive

Bouw van de nier
  • Nierschors, niermerg, nierbekken 
  • nierslagader en nierader
  • urineleider
  • 1 miljoen niereenheden (nefronen)

Bijnier = hormoonklier die bovenop elke nier ligt.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Nieren
  • In nierschors en niermerg liggen nefronen
  • Nefronen bestaan uit nierbuisjes
  • Nierbuisjes monden uit in verzamelbuisjes en die weer in nierbekken
  • Nierbuisje start met nierkapseltje (kapsel van Bowman), heeft twee gekronkelde delen en een lus (lis van Henle)
  • Haarvaten uit nierslagader: glomerulus
  • Diameter afvoerende arteriolen klein, zorgt voor hoge bloeddruk glomerulus
  • Veroorzaakt ultrafiltratie naar nierkapsel

Slide 9 - Diapositive

Kapsel van Bowman + glomerulus = lichaampje van Malpighi

Slide 10 - Diapositive

Doorbloeding nieren

Per minuut stroomt er ruim 1 liter bloed door de nieren.

Hart -> aorta -> nierslagader -> kleinere nierslagadertjes -> Glomerulus -> haarvaten rond nierbuisjes  -> kleinere nieradertjes ->  nierader  ->

--> onderste holle ader--> Hart




Slide 11 - Diapositive

Nieren
  • In nierschors en niermerg liggen nefronen
  • Nefronen bestaan uit nierbuisjes
  • Nierbuisjes monden uit in verzamelbuisjes en die weer in nierbekken
  • Nierbuisje start met nierkapseltje (kapsel van Bowman), heeft twee gekronkelde delen en een lus (lis van Henle)
  • Haarvaten uit nierslagader: glomerulus
  • Diameter afvoerende arteriolen klein, zorgt voor hoge bloeddruk glomerulus
  • Veroorzaakt ultrafiltratie naar nierkapsel

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Vorming van urine

Door bloeddruk wordt deel van het bloed uit glomerulus (opgerold kluwen slagader) in de holte van het kapsel van Bowman  geperst: Ultrafiltratie


Vocht in kapsel van Bowman: voorurine.

Voorurine bevat:

water/glucose/aminozuren/opgeloste zouten/afvalstoffen

Voorurine bevat geen:

grote bloedeiwitten/bloedcellen/bloedplaatjes

Slide 14 - Diapositive

Vorming urine

In een niereenheid (nefron) wordt urine gevormd.


De ultrafiltratie --> vorming van voorurine in kapsel van Bowman


Terugresorptie heropname bruikbare stoffen in het bloed: lis van Henle, verzamelbuis, tubulus




Slide 15 - Diapositive

Vorming urine

De urine vorming hangt af van een aantal factoren:

  • De hoeveelheid opgenomen vocht.
  • De hoeveelheid opgenomen zouten.
  • De hoeveelheid vocht en zouten die je verliest door transpiratie.

Slide 16 - Diapositive

Urine

Elke dag produceer je  ±180 liter voorurineNa terugresorptie blijft er maar 1% voorurine over: 1,5 - 2L urine.


Ong. 178L water, 1,5kg keukenzout en 270gr glucose teruggeresorbeerd. 

Slide 17 - Diapositive

Door ultrafiltratie worden stoffen uit het bloed geperst: voorurine.

Vergelijk BINAS 85B.
> Verschil bloedplasma en voorurine?

> Verschil voorurine en urine:
Welke stoffen worden allemaal teruggeresorbeerd? 

Slide 18 - Diapositive

Terugresorptie
Terugresorptie vindt plaats in:
- Tubulus
- Lus van Henle
- Verzamelbuis

Vergelijk BINAS 85C

Slide 19 - Diapositive

Lus van Henle
Met name in lus van Henle vindt terugresorptie plaats.

In het dalende deel vooral water.
In het stijgende deel vooral zouten. 

Slide 20 - Diapositive

Lus van Henle
Met name in lus van Henle vindt terugresorptie plaats.

In dalende deel vooral water (osmo waarde stijgt).
In stijgende deel vooral zouten (osmo waarde daalt)

Slide 21 - Diapositive

Niereenheid (nefron)  -->  Uitleg bioplek

Slide 22 - Diapositive

Urinewegen

Urine sijpelt vanuit de verzamelbuizen via nierkelk in nierbekken.

Hier beginnen de urinewegen.

De volgende organen maken deel uit van de urinewegen:

  • Nierkelken
  • Nierbekken
  • Twee urineleiders
  • Urineblaas
  • Urinebuis

Slide 23 - Diapositive

Urineblaas (vesica urinae)


Slide 24 - Diapositive

Wat betekent ultrafiltratie?

Slide 25 - Question ouverte

Wat betekent terugresorptie?

Slide 26 - Question ouverte

Waardoor is de bloeddruk hoger in de glomerulus?
A
de bloeddruk is niet hoger
B
omdat het slagadertje is opgerold tot een kluwen
C
omdat het aanvoerend deel een kleinere diameter heeft
D
omdat het afvoerende deel een kleinere diameter heeft

Slide 27 - Quiz

Voorurine bevat
A
ook rode bloedcellen
B
ook rode bloedcellen en eiwitten
C
geen rode bloedcellen, wel eiwitten en aminozuren
D
geen rode bloedcellen en eiwitten. Wel aminozuren

Slide 28 - Quiz

Wat is waar (bij een gezond persoon)?
A
Glucose zit wel in voorurine, niet in urine
B
Glucose zit zowel in voorurine als urine
C
Glucose zit niet in voorurine of urine
D
Glucose zit niet in voorurine, wel in urine

Slide 29 - Quiz

alle stoffen worden door passief transport teruggeresorbeerd
A
niet juist
B
wel juist

Slide 30 - Quiz

Wat betekent nierdrempel?

Slide 31 - Question ouverte

Welk orgaan maakt ADH?
A
hypothalamus
B
hypofyse
C
nier
D
bijnier

Slide 32 - Quiz

Welke zin is waar?
A
ADH wordt afgegeven bij een hogere osm waarde,daardoor meer terugresorptie
B
ADH wordt afgegeven bij een lagere osm waarde, daardoor meer terugresorptie
C
ADH wordt afgegeven bij een hogere osm waarde, daardoor minder terugresorptie
D
ADH wordt afgegeven bij een lagere osm waarde,daardoor minder terugresorptie

Slide 33 - Quiz