1.1. Staatsvorming, burgerschap en centralisatie


1.1 In de tijd van steden en staten:
Centralisatie en staatsvorming
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon


1.1 In de tijd van steden en staten:
Centralisatie en staatsvorming

Slide 1 - Diapositive

Tijdvak 4
Staatsvorming &
Centralisatie 

Slide 2 - Diapositive

Wat betekenen staatsvorming en centralisatie volgens jou?

Slide 3 - Carte mentale

Lesdoelen
Wat zijn staatsvorming en centralisatie?

Voorbeelden van Engeland, Frankrijk en Duitsland.

Waterschappen in de Nederlanden

Vrijheden en rechten voor burgers



Slide 4 - Diapositive

Nationale staat
  • Een staat waarin de mensen het gevoel hebben dat ze een eenheid vormen.
  • De bevolking heeft dezelfde taal, dezelfde cultuur, soms ook dezelfde godsdienst.
  • Soevereiniteit---> Super Regnum

Slide 5 - Diapositive

Frankrijk rond 1500
  • Franse koning Lodewijk XI machtigste man van Frankrijk
  • Tienduizenden huursoldaten
  • Heft in zijn hele land belastingen
  • Maakt wetten die geldig zijn in zijn hele land
  • Regeert vanuit Parijs

Slide 6 - Diapositive

Lodewijk XI
  • Karels zoon Lodewijk XI zet centralisatie door:
  • - Steunt trouwe adel met geld en macht
  • - Straft niet trouwe adel
  • - Steunt burgers tegen adel 
  • - Speelt edelmannen tegen elkaar uit
HOE DOET DIE MAN DAT?!
Facile! Ik ga het je vertellen

Slide 7 - Diapositive

Rijk van Karel de Grote
Twee landen ontstaan uit het rijk van Karel de Grote: Frankrijk en Duitsland

Slide 8 - Diapositive

Centralisatie
Door feodalisme had koning weinig macht
Honderdjarige Oorlog: meeste machtige edelmannen dood
Machtigste concurrent: hertog van Bourgondië 
Centralisatie Karel VII:
- Adviesraad toegankelijk voor burgers
- Belasting hervormingen (meer geld)
- Professioneel staatsleger
- Karel benoemt bisschoppen i.p.v. paus

Slide 9 - Diapositive

Lodewijk XI
Karels zoon Lodewijk XI zet centralisatie door:
- Steunt trouwe adel met geld en macht
- Straft niet trouwe adel
- Steunt burgers tegen adel 
- Speelt edelmannen tegen elkaar uit

Slide 10 - Diapositive

Honderdjarige Oorlog. 
De legendarische strijd tussen Frankrijk en Engeland
Legde de basis voor het nationalisme in beide landen
Koningen krijgen steun van edelen en steden!

Slide 11 - Diapositive

Feodaal Engeland
Willem de Veroveraar voert feodale stelsel in Engeland in
Maatregelen om machtig te blijven:
- Leenmannen kregen niet één groot stuk in leen maar kleine stukjes
- Willem hield de beste gebieden voor zichzelf
- Alle bezittingen van de adel werden opgeschreven in het Domesday Book (1086)
Gevolg: duidelijk wie de macht heeft 

Slide 12 - Diapositive

Domesday Book

Slide 13 - Diapositive

Centralisatie
Engelse koningen centraliseren hun land: bestuur vanuit één plek
Voorbeeld: centrale rekenkamer
Gevolg: adel en kerk verzetten zich tegen afname macht
Voorbeeld: Koning Jan Zonder Land
Ruzie met kerk: excommunicatie
Ruzie met adel: Magna Carta (1215)

Slide 14 - Diapositive

Magna Carta

Slide 15 - Diapositive

Rijk Karel de Grote
2 landen ontstaan uit het rijk van Karel de Grote: Frankrijk en Duitsland

Slide 16 - Diapositive

Duitsland centraliseert niet...
  • Geen hoofdstad
  • Duitse koningen noemen zich keizer en laten zich in Rome kronen
  • Koningschap niet erfelijk
  • Rijk wordt genoemd: Heilige Roomse Rijk

Slide 17 - Diapositive

Het slechtste recept voor de koning...
  • Koningschap is niet erfelijk
  • Na een dood wordt de opvolger gekozen door de edelen - keurvorsten genoemd-
  • Zo blijft de koning afhankelijk van zijn edelen, hij moet populair blijven

Slide 18 - Diapositive

De Nederlanden

  • Nederland als één land bestond nog niet in de Middeleeuwen

  • Er waren veel kleine gebieden, die bij elkaar 'De Nederlanden' heetten.

  • In die gebieden was een heer, edelman, (bijv. graaf of hertog) de baas

  • Hij maakte de wetten
De Nederlanden maakten deel uit van het Rooms-Duitse Rijk. De graven en hertogen in Nederland waren officieel leenmannen van de Duitse keizer, maar die had meestal niet meer veel macht over zijn leenmannen. In 1018 werden de legers van de Duitse keizer zelfs verslagen door te troepen van de graaf van Holland.

Slide 19 - Diapositive

Waterschappen





Zorgen nu voor voldoende en schoon water, onderhouden en versterken de dijken. 

Slide 20 - Diapositive

De Nederlanden 

Slide 21 - Diapositive

1430
  • Meeste Nederlandse gewesten onder 1 vorst
  • Filips van Bourgondië (of Filips de Goede)
  • Begint met instellen centraal bestuur
  • Hoofdstad Brussel
  • In Gelderland centrale rechtbank
  • Door huwelijk daarna deel van Habsburgse rijk (Spanje)

Slide 22 - Diapositive


Blij met de stad!
  • Alle inwoners van een graafschap moesten gehoorzaam zijn aan de heer.
  • Ook de inwoners van steden, maar die wilden liever eigen baas zijn
    (privileges)
  • De heer vond een machtige en rijke stad helemaal niet erg: al die rijkdom!
  • De inwoners van de stad en heer maken afspraken, vastgelegd in stadsrechten
De stad Dordrecht kreeg in 1220 stadsrechten van graaf Willem I van Holland. Daarmee is het één van de oudste steden van Nederland

Slide 23 - Diapositive


Stadsrechten
  • Een stad met stadsrechten mag een stadsmuur bouwen
  • De stad mag zelf rechtspreken, maar een ambtenaar (de schout) van de heer moet wel aanwezig zijn en een deel van de boetes is voor de heer

  • De inwoners van een stad waren vrije poorters (geen bezit van de heer)
  • In ruil voor deze rechten moet de stad belasting betalen

Slide 24 - Diapositive

Hieronder zie je de Middeleeuwse namen van steden staan. Sleep ze naar de juiste plek in de kaart.
Masetrieth
Daventre portu
Amestelledamme
Trecht
Gouwe

Slide 25 - Question de remorquage

Wie is de baas?
  • De schout is de plaatsvervanger van de heer in de stad bij de rechtspraak
  • Samen met de schepenen bepaalde hij de straf.
  • Ze kregen advies van een raad (vroedschap).
  • Daarin zaten leden van de burgerij.
  • De burgemeester (soms meer dan één) was de baas van de raad.
  • Schout, schepenen en burgemeester(s) heten ook wel: magistraten

Slide 26 - Diapositive


Straffen in de Middeleeuwen
  • Zeker: lijfstraffen en doodstraffen kwamen voor...
  • ...maar de meeste straffen waren geldboetes!
  • Die leverden meer op en kostten minder geld: een beul moet je als stad namelijk ook gewoon betalen!

Slide 27 - Diapositive

Klik op de hotspots en sleep de straffen en de gezegden naar de juiste plek in de afbeelding.
Een gruwelijk goede opdracht!
Hand afhakken
Geselen
Ogen uitsteken
In het water gooien
Ophangen
Op de brandstapel
Onthoofden
"Iemand de ogen uitsteken."
"Hij voelt zich geradbraakt."
"Ik maak hem een kopje kleiner."
" Zij werd op de pijnbank gelegd."
"Ze legden hem het vuur aan de schenen."
"Dat doet hem de das om."

Slide 28 - Question de remorquage


De schout is de plaatsvervanger van de ... in de stad
A
Burgemeester
B
Heer
C
Rechter
D
Politie

Slide 29 - Quiz


De schout, schepenen en burgemeester noem je ook wel ...
A
Magistraten
B
Heren
C
Rechters
D
Gemeenteraad

Slide 30 - Quiz


Stadsrechten: welke zin klopt niet?
A
Recht om stadsmuren te bouwen
B
Recht op vrijstelling van belasting bij de heer
C
Recht om markten te organiseren
D
Recht op zelfbestuur

Slide 31 - Quiz

Begrippen uit deze les

  • centralisatie
  • staatsvorming
  • stadsrechten
  • privileges
  • stadsmuur
  • poorter
  • burgerij
  • vroedschap
  • schout
  • schepenen
  • burgemeester
  • magistraten

Slide 32 - Diapositive

Verwerking 1.1.
Basis: 4 5 10 11 12   Herhalen: 1 2  Verdiepen: 13

Slide 33 - Diapositive