5. Bewegingsstelsel, les 1

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
anatomieMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De functie van het skelet
in trefwoorden

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Het skelet heeft de volgende functies:
  • geeft stevigheid en vorm aan je lichaam: zonder skelet zou je lichaam als een pudding in elkaar zakken;
  • beschermt belangrijke organen: zoals hersenen, longen, hart en ruggenmerg;
  • maakt mogelijk dat je kunt bewegen: het vormt gewrichten en spieren hechten aan de botten;
  • zorgt voor de aanmaak van bloedcellen: in je skelet komt beenmerg voor. In de platte beenderen (bekken, borstbeen) zit het rode beenmerg dat zorgt voor de aanmaak van bloedcellen.

Hoeveel botten heeft een volwassen persoon ongeveer?
A
66
B
106
C
166
D
206

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Diapositive

Een aantal botten groeit in de loop van het leven aan elkaar, zodat je als volwassene minder botten hebt.

Slide 7 - Diapositive

Botweefsel bestaat voor een deel uit kalkzouten (calcium) en voor een deel uit collagene vezels. De collagene vezels zijn een beetje buigzaam. Het zijn elastische vezels. Botten van baby’s en kinderen bevatten nog veel collagene vezels en weinig calcium. Hierdoor zijn de botten van kinderen erg buigzaam. Ze breken niet makkelijk. Bij ouderen bevat het bot veel minder collagene vezels. Het bot wordt brozer en kan gemakkelijker breken.

De botten
  • Botvlies (periost), vlies om  de buitenzijde van het bot
  • Bevat zenuwen, bloedvaten en lymfe
  • Botweefsel:  compact en sponsachtig

Slide 8 - Diapositive

Osteocyten meten de druk op het bot. Ze zorgen dat er meer bot wordt gemaakt als de druk op het bot toeneemt. Druk op het bot ontstaat bijvoorbeeld bij wandelen en hardlopen. Er komt meer kracht op het bot te staan. De osteocyt registreert dit en zorgt ervoor dat er meer bot wordt aangemaakt.  Osteoblasten zorgen voor d
e aanmaak van botweefsel. Osteoblasten die volledig in het bot raken ingebouwd, worden osteocyten.
Osteoclasten breken het bot weer af. Dit heet botresorptie. Ze werken zo hard, dat je skelet iedere tien jaar is vervangen. Osteoclasten helpen ook mee met het regelen van de hoeveelheid calcium in het bloed. Als het calcium te laag is, gaan ze meer bot afbreken. Als het calcium te hoog is, gaan ze juist minder bot afbreken. Het bot wordt zwaarder als osteoblasten harder werken dan osteoclasten. Als de osteoclasten harder werken dan de osteoblasten, neemt de botmassa af.

Welke botcellen zijn in de kinderjaren het meest druk?
A
Osteocyten
B
Osteoblasten
C
Osteoclasten

Slide 9 - Quiz

Osteocyten
Osteoblasten
Osteoclasten

Soorten botten

Slide 10 - Diapositive

  • Pijpbeenderen: Bij kinderen zit er een groeischijf (epifysaire schijf) tussen de diafyse en de epifyse. De epifysaire schijf is een schijf van kraakbeen en zorgt ervoor dat het bot in de lengte kan groeien. De schijf verdwijnt zodra een kind is uitgegroeid. 
  • Onregelmatige beenderen: Steun en aanhechting
  • Sesambeenderen: Ontstaan door druk of wrijving. Het aantal sesambeenderen verschilt per persoon. Je wordt niet met sesambeenderen geboren. Het bekendste sesambeentje is de knieschijf. 

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Diapositive

Bij de vrouw is het bekken iets anders gevormd dan bij de man. Enkele van deze verschillen zijn het gevolg van verschillen in lichaamsomvang en spiermassa. Vergeleken met mannen hebben vrouwen een betrekkelijk breed, laag bekken, een grotere bekkenopening en is bij vrouwen de hoek tussen de ossa pubis groter.Bij vrouwen is het bekken meestal gladder, lichter van gewicht. Andere verschillen zijn aanpassingen voor het dragen van kinderen tijdens de zwangerschap en zijn noodzakelijk om het gewicht van de groeiende foetus te ondersteunen en de doorgang voor de pasgeborene door de onderste bekkenopening tijdens de bevalling te vergemakkelijken.

Slide 13 - Diapositive

Een kraakbeenverbinding bestaat uit hyalien kraakbeen of uit vezelig kraakbeen. Hyalien kraakbeen kan vervormen, waardoor een beetje beweging mogelijk is. Voorbeelden hiervan zijn de kraakbeenverbindingen tussen de ribben en het borstbeen. Vezelig kraakbeen is drukvast, wat betekent dat een vezelige kraakbeenverbinding nauwelijks kan bewegen. Een voorbeeld hiervan zijn de tussenwervelschijven. 

Waarom zit er hyalien kraakbeen bij de ribben?

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Diapositive

Bij het inademen moet de borstholte vergoot kunnen worden, daarom is enige beweging noodzakelijk

Gewrichten
  • Beweegbare verbinding tussen twee of meer botdelen waardoor beweging mogelijk is.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Uit welke 4 lagen is een bot opgebouwd?

Slide 20 - Question ouverte

Volgorde
Lagen bot van buiten naar binnen
Botvlies
Hard bot
Sponsachtig bot
Beenmerg
Waarom is wandelen goed voor de botten?

Slide 21 - Question ouverte

Door wandelen komt er meer druk op de botten. De osteocyten registreren dat er meer druk op de botten komt en zorgen ervoor dat er meer bot wordt aangemaakt. Hierdoor worden de botten sterker.

Sesambeenderen zijn botten die in een pees liggen. De knieschijf is een voorbeeld van een sesambeen. Waarom heeft een pasgeboren baby nog geen knieschijven?

Slide 22 - Question ouverte

Een pasgeboren baby kruipt en loopt nog niet. Hierdoor is er geen druk of wrijving in de kniepees. De knieschijf ontstaat dus pas later.