T3 GL3H vraagzinnen (herh ABC futur simple)

Chapitre 3
Vive la France, vive le français!
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Chapitre 3
Vive la France, vive le français!

Slide 1 - Diapositive

Kijk in je 'leerdoelen-overzicht'

Bekijk in SOM de bijlage

Deze week:
leerdoel 1, 3 (vocabulaire AB) en 7, 8 (vraagzinnen)

Slide 2 - Diapositive

dussss...
les buts du cours
  • 1 en 3. ik ken de vocabulaire bij het thema schoolvakken en beroepen
  • 7. Ik kan een goede vraagzin maken in het Frans
  • 8. Ik kan het vraagwoord 'quel' in de goede vorm gebruiken

Slide 3 - Diapositive

Wie vindt als eerste de Franse woorden bij de juiste plaatjes?

(handje aan als je klaar bent)
Zie link in Classroom T3Frans

Slide 4 - Diapositive

introductie vraagzinnen

Slide 5 - Diapositive

Hoe heet jij?

Slide 6 - Carte mentale

Waar woon je?

Slide 7 - Carte mentale

Hoe maak je een zin vragend?
Bijv. Tu aimes jouer au foot
1. Tu aimes jouer au foot?
de gewone zin met een ? erachter
2. Est-ce que tu aimes jouer au foot?
de gewone zin met 'est-ce que' ervoor
3. Aimes-tu jouer au foot?
het werkwoord en het onderwerp omdraaien met een streepje ertussen
maak aantekeningen!

Slide 8 - Diapositive

Hoe maak je een vraag met een vraagwoord?
bijv. ?
1. Tu habites oú?
 onderwerp, werkwoord, vraagwoord
2. Où est-ce que tu habites?
vraagwoord, est-ce que, onderwerp, werkwoord
3. Où habites-tu?
vraagwoord, werkwoord, -, onderwerp
maak aantekeningen!

Slide 9 - Diapositive

5

Slide 10 - Vidéo

00:51
manier 1
A
doe niks
B
kijk de ander vragend aan
C
zet een ? achter een gewone zin
D
doe je handen omhoog

Slide 11 - Quiz

01:03
manier 2
A
je houdt je handen nog steeds omhoog
B
je start de zin met 'est-ce que'
C
je eindigt de zin met 'est-ce que'
D
wat is 'est-ce que'?

Slide 12 - Quiz

01:20
manier 3
A
zet het werkwoord achteraan de zin
B
haal het werkwoord weg uit de zin
C
haal het persoonlijk voornaamwoord (je/tu/il enz) weg
D
draai werkwoord en persoonlijk voornaamwoord om

Slide 13 - Quiz

02:37
tu habites à Raalte?
(bedenk een andere manier)

Slide 14 - Carte mentale

03:23
Tu habites où?
Bedenk een andere manier

Slide 15 - Carte mentale

Au travail:
maken exercice 3H: 30, 31 (let op: 'quel'
check je weekplanner
check je 'leerdoelenoverzicht'
vink af wat je klaar hebt (ABC al af?)
Let op: 
volgende week SO ch3EFG

Slide 16 - Diapositive

herhalen futur Simple
bedenk iets wat jij straks gaat doen
schrijf deze zin op (een korte zin!)

Slide 17 - Diapositive

Leerdoel 1 en 3.
ik ken de vocabulaire (ABEFG) bij het thema schoolvakken en beroepen

Slide 18 - Sondage

Leerdoel 7.
ik kan een goede vraagzin maken in het Frans

Slide 19 - Sondage

Slide 20 - Diapositive