Quiz leesvaardigheid en spelling

Quiz
Test je kennis van spelling, leesvaardigheid en woordenschat blok 3!
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Quiz
Test je kennis van spelling, leesvaardigheid en woordenschat blok 3!

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Je hebt afgelopen weken geoefend met de volgende zaken:
  • signaalwoorden en tekstverbanden (lezen)
  • werkwoordspelling, stoffelijk bijv. nw., werkwoorden uit het Engels, meervoud van znw en meervouds -n bij verwijzingen (beide/beiden)
  • schooltaalwoorden

Slide 2 - Diapositive

Quiz
Nu gaan we kijken hoe jullie de stof beheersen!

Slide 3 - Diapositive

signaalwoorden, welke ken je?

Slide 4 - Carte mentale

Het signaalwoord 'ook' hoort bij welk tekstverband?
A
voorbeeld
B
tegenstelling
C
opsomming
D
reden

Slide 5 - Quiz

Het signaalwoord 'zoals' hoort bij welk tekstverband?
A
voorbeeld
B
tegenstelling
C
opsomming
D
conclusie

Slide 6 - Quiz

Welke signaalwoorden horen bij het tekstverband opsomming?
A
ook
B
zo
C
bovendien
D
te eerste

Slide 7 - Quiz

Welke signaalwoorden horen bij het tekstverband tegenstelling?
A
maar
B
daarentegen
C
behalve
D
daarnaast

Slide 8 - Quiz

Goed gespeld of niet?
Wordt donateur!
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quiz

Is het voltooid deelwoord in de zin goed gespeld?
Hij heeft zich vanmorgen bij de conciërge gemeld.
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quiz

Is het voltooid deelwoord goed gespeld? Ik ben snel naar huis geraced.
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

Wat is correct gespeld?
A
een goude armband
B
een gouden armband

Slide 12 - Quiz

Wat is correct gespeld?

A
het bestede bedrag
B
het besteede bedrag
C
het besteedde bedrag
D
het besteden bedrag

Slide 13 - Quiz

Wat is correct gespeld?
A
mevrouw de jong
B
mevrouw De Jong
C
mevrouw De jong
D
Mevrouw De Jong

Slide 14 - Quiz

Correct gespeld of niet?
braderieën
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Correct gespeld of niet?
zeën
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

correct gespeld of niet?
havikken
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz


De jongens zitten ...... op voetbal.
A
beide
B
beiden

Slide 18 - Quiz

De winkels gaan morgen ..... eerder dicht.
A
alle
B
allen

Slide 19 - Quiz

Heb jij nog ...... mensen gesproken?
A
andere
B
anderen

Slide 20 - Quiz

Wat betekent 'onderscheiden'?
A
verschil zien
B
vaststellen
C
uit elkaar halen
D
vermaken

Slide 21 - Quiz

Wat betekent 'gemeen hebben'
A
onaardig zijn
B
hetzelfde zijn
C
pijn hebben
D
verdelen

Slide 22 - Quiz

Wat betekent 'essentieel'?
A
olieachtig
B
fantastisch
C
eerlijk
D
onmisbaar

Slide 23 - Quiz

Einde van de quiz!
Wie heeft de meeste antwoorden goed beantwoord?
Die mag zich de komende week 'kampioen Nederlands' noemen.
Succes met de leestoets donderdag!!

Slide 24 - Diapositive