Klas 2 oefenen voor repetitie hoofdstuk 4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Oefenen repetitie hoofdstuk 4

• Aanstaande woensdag: repetitie hoofdstuk 4
• Deze les: leerdoelen afvinken m.b.v. quizvragen
• Enquête invullen

Leerdoel 4.1

• Ik kan de chronologische volgorde in een verhaal herkennen en uitleggen.

Als een verhaal in niet-chronologische volgorde verteld wordt, vertelt de schrijver het verhaal in de volgorde waarin het verhaal gebeurd is.

1. waar
2. niet waar

Leerdoelen 4.2 Lezen

• Ik kan uitleggen wat een activerende tekst is.
• Ik kan voorbeelden noemen van een activerende tekst.
• Ik kan uitleggen wat wordt bedoeld met beeld en opmaak (lay-out) in activerende teksten.
• Ik kan functies van beeld en opmaak herkennen en benoemen.
• Ik kan signaalwoorden van het teksverband 'doel/middel' en het voorwaardelijk tekstverband herkennen en benoemen.

Wat is een voorbeeld van een activerende tekst?

1. Een boekrecensie
2. Een handleiding
3. Een reclamefolder
4. Een leesboek

Wat is een signaalwoord van een voorwaardelijk tekstverband?

1. echter
2. daarmee
3. namelijk
4. mits

Op welke afbeelding(en) zie je een activerende tekst?


1. 2. 3. 4.

1. Op afbeelding 1
2. Op afbeelding 1 en 4
3. Op afbeelding 1, 3 en 4
4. Op alle afbeeldingen

Wat is een signaalwoord van een tekstverband doel/middel?

1. om te
2. indien
3. omdat
4. dus

Leerdoelen 4.3  Woorden

• Ik kan de betekenis van de behandelde woorden opnoemen.
• Ik kan de behandelde woorden op de juiste manier in een zin gebruiken.

In welke zin is het woord 'prefereren' op de juiste manier gebruikt?

1. Omdat ik recentelijk veel heb geleerd, verwacht ik te kunnen prefereren op de toets.
2. Hij prefereert de verschillende kaartjes nauwgezet in de juiste categorie.
3. Ik vind beide vakken erg leuk, maar ik prefereer Nederlands boven wiskunde.
4. Door zijn chronische ziekte prefereert hij zich slechter dan verwacht.

Sleep het woord naar de juiste betekenis.

last hebben van

precies

niet goed zijn

vreemd

zeer spottend

mankeren aan

nauwgezet

sarcastisch

kampen met

merkwaardig

Leerdoel 4.4 Grammatica

• Ik kan een zin taalkundig ontleden door onder elk woord de juiste woordsoort te schrijven (LW, ZN, BN, WW, VZ, TW, PSV, BZV, AWV, VRV).
• Ik kan een zin redekundig ontleden aan de hand van de zeven stappen (PV, zinsdeelstrepen, WG, O, LV, MV en BWB).

'Op die lange mat maak je meestal acrobatische sprongen.'

Tot welke woordsoort behoort 'Op'?

1. BN
2. ZN
3. VZ
4. AWV

'Op die lange mat maak je meestal acrobatische sprongen.'

Tot welke woordsoort behoort 'die'?

1. BN
2. ZN
3. LW
4. AWV

'Op die lange mat maak je meestal acrobatische sprongen.'

Tot welke woordsoort behoort 'acrobatische'?

1. BN
2. ZN
3. PSV
4. BZV

'Welke sprong maak jij?'

Tot welke woordsoort behoort 'welke'?

1. AWV
2. VRV
3. PSV
4. BZV

'Welke sprong maak jij?'

Tot welke woordsoort behoort 'jij'?

1. AWV
2. VRV
3. PSV
4. BZV

Redekundig ontleden

1. Zijn zus was die dag in het Noord-Hollandse plaatsje Zwaag.

2. Op de lange mat maak je meestal acrobatische sprongen.

Leerdoelen 4.5 Spelling

• Ik kan het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord correct spellen.
• Ik kan het tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord correct spellen.
• Ik kan met behulp van de juiste tussenletters samenstellingen correct spellen.
• Ik kan de dicteewoorden op bladzijde 158 correct spellen.
• Ik kan de persoonsvorm tegenwoordige tijd, de persoonsvorm verleden tijd, het voltooid deelwoord en het tegenwoordig deelwoord correct spellen.

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Wij bezochten gisteren de ..... stad.

1. verwoeste
2. verwoestte
3. verwoesten
4. verwoestende

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Het ..... kind pakte de ..... foto van tafel.

1. huilende - vergrote
2. huilend - vergrotende
3. huilende - vergroote
4. huilend - vergrootte

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

De oude man liep door het .... centrum.

1. verlate
2. verlaate
3. verlaten
4. verlatende

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

De zon …. fel op zijn huid, waardoor hij al snel een ….. neus had.

1. brande - verbrande
2. brandde - verbrande
3. brande - verbrandde
4. brandde - verbrandde

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Er …… niet veel gesproken over de …. regen.

1. word - verwachte
2. word - verwachtte
3. wordt - verwachte
4. wordt - verwachtte

Welke samenstelling is goed gespeld?

1. zonnenbril
2. beukennootje
3. ladenkast
4. roggenbrood

Welke samenstelling is goed gespeld?

1. lachebek
2. ouderezorg
3. spinneweb
4. paddestoel

Welk woord is juist gespeld?

1. stadcentrum
2. stadscentrum

Welk woord is juist gespeld?

1. buschaufeur
2. buschauffeur
3. busschaufeur
4. busschauffeur

Welk woord is juist gespeld?

1. secondewijzer
2. secondeswijzer
3. secondenwijzer

Welk woord is juist gespeld?

1. bordevol
2. bordenvol
3. boordevol
4. boordenvol

Welk woord is juist gespeld?

1. liefdescène
2. liefdescéne
3. liefdesscéne
4. liefdesscène