Grammatica Woordsoorten

Grammatica woordsoorten H3
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatica woordsoorten H3

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Werkwoorden
Zelfstandig werkwoord

Hulpwerkwoord

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

wederkerend voornaamwoord

Slide 9 - Diapositive

Wederkerend voornaamwoord
Een wederkerend voornaamwoord past zich aan aan het onderwerp. De werkwoorden waar je 'zich' voor kunt zetten, hebben een wederkerend voornaamwoord.
Ik vergis me
jij vergist je
hij vergist zich
wij vergissen ons

Slide 10 - Diapositive

Wederkerig voornaamwoord
= ELKAAR 

verwijst naar meer personen.

Slide 11 - Diapositive

bijwoord
Het bijwoord:

- zegt iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of over een ander bijwoord

- geeft een tijd aan

- geeft een plaats aan

Slide 12 - Diapositive

Het vragend voornaamwoord

Het vragend voornaamwoord staat altijd VOOR het zelfstandig naamwoord.
Vragende voornaamwoorden zijn: wie, wat , welke (welk) en wat voor (een).
Bijvoorbeeld: Wie heeft mijn boek meegenomen? Wat vind jij ervan? Welk boek heb jij daar liggen? Wat voor een boek heb ik nodig?

Slide 13 - Diapositive