2.3. Tekstverbanden - deel 2

2.3. Tekstverbanden - deel 2
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

2.3. Tekstverbanden - deel 2

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
- Je kunt de moeilijkewoordenwijzer toepassen
- Je kunt de functie van tekstverbanden benoemen
- Je begrijpt de functie van signaalwoorden
- Je herkent een opsommend tekstverband
- Je herkent het tekstverband dat een tijdsvolgorde aangeeft
- Je herkent een tegenstellend tekstverband

Slide 2 - Diapositive

Tekstverbanden
Een goede tekst zit logisch in elkaar.
De woorden, zinnen en alinea's vertonen samenhang.
Dit noem je een tekstverband. 

Om dat tekstverband aan te geven 
gebruikt een schrijver SIGNAALWOORDEN

Slide 3 - Diapositive

Maak kennis met 
drie tekstverbanden:
1)  Opsommend tekstverband
2) Een tijdsvolgorde
3) Tegenstellend tekstverband
Ken jij voorbeelden?

Slide 4 - Diapositive

Opsommend tekstverband
Is een opsomming in de tekst.
Twee of meer tekstdelen worden in volgorde genoemd


Signaalwoorden die duiden op een OPSOMMING zijn:
ook, bovendien, daarnaast, zowel... als, ten eerste, ten tweede, ten slotte
zie
blz. 83

Slide 5 - Diapositive

Voorbeeld OPSOMMING
Willem heeft veel hobby’s. Hij verzamelt
treintjes, daarnaast spaart hij foto’s van
het koningshuis en speelt hij ook gitaar. 

Slide 6 - Diapositive

Tekstverband tijdsvolgorde
Geeft aan in welke VOLGORDE gebeurtenissen plaatsvinden
Signaalwoorden die een TIJDSVOLGORDE aangeven zijn:
eerst, intussen, terwijl, toen, vervolgens, daarna, voordat, nadat, zodra, ten slotte, straks
zie
blz. 83

Slide 7 - Diapositive

Voorbeeld TIJDSVOLGORDE
Aysha heeft nog zoveel te doen. Eerst moet ze naar de kapper, daarna heeft ze verjaardag van haar oma en zodra ze dan thuiskomt, moet ze omkleden om tot slot naar met haar vriendinnen naar de bioscoop te gaan.
Welke signaalwoorden zie jij? 
Het zijn er VIER!

Slide 8 - Diapositive

Voorbeeld TIJDSVOLGORDE
Aysha heeft nog zoveel te doen. Eerst moet ze naar de kapper, daarna heeft ze verjaardag van haar oma en zodra ze dan thuiskomt, moet ze omkleden om tot slot naar met haar vriendinnen naar de bioscoop te gaan.

Slide 9 - Diapositive

Tegenstellend tekstverband
Geeft aan in welke tekstdelen een TEGENSTELLING vormen
Signaalwoorden die een TEGENSTELLING aangeven zijn:
maar, echter, toch, evenwel, daarentegen, enerzijds...anderzijds, daar staat tegenover, integendeel
zie
blz. 83

Slide 10 - Diapositive

Voorbeeld TEGENSTELLING
Freek zou graag een keer gaan verhuizen, maar Suzan wil per se blijven in Nederhorst den Berg. Suzan woont nu dichtbij haar vriendinnen. De vrienden van Freek zijn daarentegen verhuist naar Ommen.
Welke signaalwoorden zie jij? 
Het zijn er TWEE!

Slide 11 - Diapositive

Voorbeeld TEGENSTELLING
Freek zou graag een keer gaan verhuizen, maar Suzan wil per se blijven in Nederhorst den Berg. Suzan woont nu dichtbij haar vriendinnen. De vrienden van Freek zijn daarentegen verhuist naar Ommen.

Slide 12 - Diapositive


Wat zijn signaalwoorden?
Tekst
A
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
B
Woorden die iets zeggen over het zelfstandig naamwoord
C
Woorden die extra informatie geven
D
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen

Slide 13 - Quiz


Welk signaalwoord geeft aan dat er een opsomming volgt?
A
Zoals
B
Ten slotte
C
Tegenover
D
Denk aan

Slide 14 - Quiz


In een tekstje staat het signaalwoord 'maar'. Welk verband geeft dit signaalwoord aan?
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdsvolgorde
D
Conclusie

Slide 15 - Quiz


'Toch' is een signaalwoord voor?
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdsvolgorde
D
Oorzaak - gevolg

Slide 16 - Quiz


'Ook' is een signaalwoord voor?
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdsvolgorde
D
Conclusie

Slide 17 - Quiz

Tekstverbanden en signaalwoorden
Tekstverband
Signaalwoorden
Opsommend
ten eerste, ook, tevens, om te beginnen, verder, bovendien, daarnaast, niet alleen... maar ook, zowel... als, ten slotte
Tijdsvolgorde
eerst, intussen, terwijl, toen, vervolgens, straks, daarna, voordat, nadat, zodra, ten slotte
Tegenstellend
maar, echter, toch, evenwel, daaren-
tegen, enerzijds... anderzijds, daar
staat tegenover, integendeel
zie 
blz. 83

Slide 18 - Diapositive

Aan de slag
Hoofdstuk 2.3, opdr. 7
Is huiswerk voor vrijdag 10 november!

KLAAR?  Ga verder met opdr. 13, 14, 15 en 16

Slide 19 - Diapositive

Lesdoelen
- Je kunt de functie van tekstverbanden benoemen
- Je begrijpt de functie van signaalwoorden
- Je herkent een opsommend tekstverband
- Je herkent het tekstverband dat een tijdsvolgorde aangeeft
- Je herkent een tegenstellend tekstverband
Vrijdag 10 november
Boekenvlog is klaar. 
Bij elkaar kijken.
Dinsdag 14 november
H. 2.3 - opdr. 7 is af

Slide 20 - Diapositive