week 10 les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Lezen

Wat gaan we doen?

- Startopdracht maken en meteen nakijken.

- Leerdoel bekijken.

- Uitleg leerdoel. 

- Samen opdracht 1 t/m 3 maken.

- Samen de opdrachten nakijken.

- Afsluiter. 

Startopdracht 

- Maak de startopdracht. 

Antwoorden startopdracht

1. Eigen antwoord: Iemand wordt geïnterviewd.

2.Eigen antwoord: Tim: Daar moet ik even over nadenken.

Milan: Tim, wat vind jij een mooie film? 

3. In die van Milan (rechts).

4. Eigen antwoord:Het is voor Tim én Milan allebei belangrijk, want Milan moet goed luisteren naar de antwoorden en Tim moet goed luisteren naar de vragen.

Het is voor Tim én Milan allebei belangrijk, want Milan moet goed luisteren naar de antwoorden en Tim moet goed luisteren naar de vragen.

Het is voor Tim én Milan allebei belangrijk, want Milan moet goed luisteren naar de antwoorden en Tim moet goed luisteren naar de vragen.

Leerdoel  

- Je leert  luisteren en kijken naar interviews. 

Uitleg + filmpje

In een interview of vraaggesprek stelt een persoon vragen en geeft de ander antwoord. Als je kijkt of luistert naar een interview, krijg je informatie.

Let op de vragen die gesteld worden:

Geeft de geïnterviewde antwoord op de vragen?

Vraagt de interviewer door als het antwoord niet duidelijk is?

Je krijgt niet alleen informatie door wat iemand zegt, maar ook door hoe hij het zegt. Let daarom ook op de lichaamstaal (houding en gezichtsuitdrukking).

Opdracht 1

-  Lees de vragen.

- Bekijk het fragment uit Het Klokhuis.

- Beantwoord de vragen 1 t/m 5. 

Opdracht 2 

- Lees de vragen.

 

- Bekijk het fragment uit Het Klokhuis.

- Beantwoord de vragen 1 t/m 5. 

Opdracht 3 

- Lees de vragen.

- Bekijk het fragment uit Het Klokhuis.

- Beantwoord de vragen 1 t/m 10. 

Antwoorden opdracht 1 

1. Het juiste antwoord bevat: Had u altijd al beroemd willen worden? (Hij wil informatie over de beroemdheid van de geïnterviewde.)

2. Nee

3. Eigen antwoord:

Nee, want de interviewer weet helemaal niet wie de man is aan wie hij de vragen stelt.

Antwoorden opdracht 1 

4. Het juiste antwoord bevat: Hij wordt boos.

5. Het juiste antwoord bevat:

Nee, want de interviewer heeft zich slecht voorbereid.

Of:

Nee, want je krijgt bijna geen informatie over de man die geïnterviewd wordt.

Antwoorden opdracht 2 

1. Lennart Timmerman

2. Spangas

3. Het juiste antwoord bevat:

Overeenkomst: Als ze iets niet nuttig vinden, zoeken ze beide een activiteit die leuker of leerzamer is.

Verschil: Lennart heeft geen Chinees gestudeerd, Raaf wel. Of: Raaf houdt erg van lezen, Lennart houdt daar niet zo van.

Antwoorden opdracht 2 

4. Het juiste antwoord bevat:

Ze vraagt door bij deze vraag: ‘Heb jij ook Chinees gestudeerd?’

5. A

Antwoorden opdracht 3 

1.Het juiste antwoord bevat:Twee uit: Watchmen, GI Joe, Transformers, Batman vs Superman, Men in Black.

2.Het juiste antwoord bevat:

Schoonheidsspecialiste.

3. Het juiste antwoord bevat:

Ze is met haar vriend naar Amerika verhuisd en door hard te werken is ze in Hollywood terechtgekomen.

Antwoorden opdracht 3 

4. Het juiste antwoord bevat: Valerio krijgt daardoor een beter beeld van wat haar werk inhoudt.

5. Eigen antwoord:

- hoe de kostuums er in de films uitzien

- in welke films de kostuums gebruikt worden

- op welke manier de kostuums gebruikt worden

Antwoorden opdracht 3 

6. Het juiste antwoord bevat: Creatures (monsters waarbij je creatief moet zijn).

7. Eigen antwoord:

Ja, de interviewer lijkt heel geïnteresseerd, want hij stelt zijn vragen enthousiast en zegt ook aan het einde van het interview dat hij zijn ogen uitkijkt. Ook eindigt hij met de woorden: ‘Wat vet! En dat vind ik echt jammer’. Verder kijkt hij heel geïnteresseerd en is hij ook enthousiast in zijn lichaamstaal.

Antwoorden opdracht 3 

8. Het juiste antwoord bevat: Ze vertelt heel enthousiast, glimlacht af en toe en ze geeft uitgebreid antwoord op de vragen.

9. Het juiste antwoord bevat: Je ziet dat wanneer Valerio en Jacqueline bij het bedrijf zijn waar Jacqueline werkt.

10. Het juiste antwoord bevat:B of C, bijvoorbeeld:

B presentatie over films, want je weet nu hoe speciale grime-effecten in films worden gemaakt.

C presentatie over make-up, want er wordt iets verteld over hoe make-up in films wor

Afsluiter