Meten met inhoudsmaten

Meten met inhoudsmaten
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Meten met inhoudsmaten

Slide 1 - Diapositive

1 liter =
A
10 dl
B
10 cl
C
10 ml
D
10 l

Slide 2 - Quiz

1 liter =
A
100 dl
B
100 cl
C
100 ml
D
100 l

Slide 3 - Quiz

1 liter =
A
1000 dl
B
1000 cl
C
1000 ml
D
1000 l

Slide 4 - Quiz

Van liter naar dl reken je uit door:
A
X 10
B
: 10
C
X 100
D
: 100

Slide 5 - Quiz

Van ml naar cl reken je uit door:
A
X 10
B
: 10
C
X 100
D
: 100

Slide 6 - Quiz

De juiste volgorde van groot naar klein is:
A
L - CL - DL - ML
B
ML - CL - DL - L
C
CL - DL - ML - L
D
L - DL - CL - ML

Slide 7 - Quiz

De afkorting cc betekent hetzelfde als:
A
dl
B
cl
C
ml
D
l

Slide 8 - Quiz

1 cl = .................. ml

Slide 9 - Question ouverte

1 ml = ....................... l

Slide 10 - Question ouverte

1 cl = ....................... l

Slide 11 - Question ouverte

1 dl = ........................... l

Slide 12 - Question ouverte

5 dl = ........................ l

Slide 13 - Question ouverte

Klopt dit?
3 liter = 30 dl = 300 cl = 3000 ml
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Klopt dit?
10 liter = 100 dl = 1000 cl = 10000 ml
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Klopt dit?
10 liter = 1 dl = 10 cl = 100 ml
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quiz

Klopt dit?
0,5 liter = 50 dl = 500 cl = 5000 ml
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quiz

Klopt dit?
1,5 liter = 15 dl = 150 cl = 1500 ml
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quiz

Klopt dit?
0,25 liter = 2,5 dl = 25 cl = 250 ml
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quiz

Klopt dit?
2,5 liter = 0,25 dl = 2,5 cl = 25 ml
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quiz