zww en hww

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Werkwoorden
Doelen:
1. Je weet wat een werkwoord (ww) is.
2. Je weet wat een hulpwerkwoord (hww) is.
3. Je weet wat een zelfstandig werkwoord (zww) is.
4. Je kunt een hulpwerkwoord (hww) en een zelfstandig werkwoord (zww) herkennen in een zin. 

Slide 2 - Diapositive

Werkwoorden
1.Een werkwoord vertelt wat iemand doet of wat er gebeurt.
2.Een werkwoord kan ook vertellen wat iemand is, wordt of blijft.
3.Een werkwoord kun je vervoegen.
slaap - slaapt - slapen - sliep -sliepen - slapend - geslapen

Slide 3 - Diapositive

Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?

De man zou naar zijn werk kunnen gaan.

A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 4 - Quiz

Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?

De leerlingen willen heel graag op school lessen gaan volgen.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quiz

Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?

Opi Kas heeft altijd als visser gewerkt.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 6 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

Het meisje heeft een lekkere pizza gegeten.

Slide 7 - Question ouverte

Welk werkwoord geeft het best aan wat Miron doet?

Miron heeft een lekkere pizza gegeten.
A
heeft
B
gegeten

Slide 8 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

Cas en zijn team zullen deze wedstrijd moeten winnen.

Slide 9 - Question ouverte

Welk werkwoord geeft het best aan wat de voetballers doen?

Cas en zijn team zullen deze wedstrijd moeten winnen.
A
zullen
B
moeten
C
winnen

Slide 10 - Quiz

Zelfstandig werkwoord (zww)
1. Een werkwoordelijk gezegde bestaat altijd uit          
    1 zelfstandig werkwoord (zww). 
2. Dit werkwoord geeft het best aan wat er gebeurt in  
    de zin of wat iemand doet in een zin. 
3. Als het werkwoordelijk gezegde bestaat uit 
    1 werkwoord is dat altijd het zelfstandig werkwoord.


Slide 11 - Diapositive

Hulpwerkwoord (hww)
1. Als je het zelfstandig werkwoord hebt gevonden, weet je dat de 
   andere werkwoorden hulpwerkwoorden zijn.
2. Het hulpwerkwoord helpt het het zelfstandig werkwoord om het 
    te vervoegen of het vertelt nog preciezer wat er gebeurt.

  • De geit heeft gegeten. (Het hulpwerkwoord maakt duidelijk dat de geit klaar is.)
  • De koe zal niet lang meer leven. (Het hulpwerkwoord vertelt iets over de toekomst.)
  • De kat wordt gebeten. (Het hulpwerkwoord vertelt dat de kat niet zelf bijt.)

Slide 12 - Diapositive

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gefietst.
heb = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 13 - Quiz

Hij heeft die opdracht moeten maken. 
heeft

moeten

maken
timer
0:30
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord

Slide 14 - Question de remorquage

Zij zou wel een nieuwe jas willen kopen
zou

willen

kopen
timer
0:30
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord

Slide 15 - Question de remorquage

Aan het werk
Maak het werkblad over deze woordsoorten. 
Gebruik H33 en 34 uit het boek. 
Tijd: 15 minuten
Klaar? Werk verder met opdracht 1-8 van H35 

Huiswerk: leren H33, 34, maken opdracht 1-8 H35 
timer
15:00

Slide 16 - Diapositive

Afsluiting
Wat zijn werkwoorden?
Wat is een zelfstandig werkwoord?
Wat is een hulpwerkwoord?

Slide 17 - Diapositive