HV1A Bezoek mediatheek & Grammatica woordsoorten

Welkom
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom

Slide 1 - Diapositive

Programma
  • Deze les gaan we naar de mediatheek voor het uitzoeken van een leesboek
  • Of in de klas leesniveau test maken op www.lezenvoordelijst.nl
  • Grammatica: woordsoorten opdrachten (oefenboek pagina  94 opdracht 1 t/m 4 maken)

Slide 2 - Diapositive

Grammatica: Woordsoorten
Elk woord in een zin kun je benoemen

Slide 3 - Diapositive

Aan de slag
Maken opdracht 1 t/m 4 pagina 94 oefenboek

Slide 4 - Diapositive

Huiswerk donderdag 12 september
  • Maken opdracht 1 t/m 4 oefenboek pagina 94

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Zelfstandig naamwoord (znw)
Geeft naam aan allerlei dingen:
  • concrete zaken>   auto, boom
  • abstracte zaken> liefde, enthousiasme
  • specifieke personen,  dieren en dingen > Isa, Boris, Instagram
  • die- dat /ev-mv/verkleinwoord
  • Andere talen: Duits  znw met een hoofdletter> das Haus
    

Slide 8 - Diapositive



Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit Coca Cola drinken bij de computer.
A
zelfstandig naamwoord (znw)
B
lidwoord (lw)
C
bijvoeglijk naamwoord (bijv. nw)

Slide 9 - Quiz



Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  
A
lidwoord (lw)
B
zelfstandig naamwoord (znw)
C
bijvoeglijk naamwoord (bijv. nw)

Slide 10 - Quiz

Zelfstandig naamwoord (znw)
Geeft naam aan allerlei dingen:
  • concrete zaken>   auto, boom
  • abstracte zaken> liefde, enthousiasme
  • specifieke personen,  dieren en dingen > Isa, Boris, Instagram
  • die- dat /ev-mv/verkleinwoord
  • Andere talen: Duits  znw met een hoofdletter> das Haus
    

Slide 11 - Diapositive



Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar de winkel.
A
lidwoord (lw)
B
zelfstandig naamwoord (znw)

Slide 12 - Quiz

Lidwoord (lw)

  • Altijd gepaard met znw: de pen, een pen
  • Bepaald lw de: mannelijk enkelvoud> de leraar / vrouwelijk enkelvoud>de actrice / meervoud> de hardlopers
  • Bepaald lidwoord het: onzijdig enkelvoud> het team

Slide 13 - Diapositive

Lidwoord (lw)

  • Onbepaald lidwoord een:
  • Enkelvoud>een leraar
  • In meervoud geen onbepaald lidwoord> leraren 

Slide 14 - Diapositive



Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar het grote huis.  
A
lidwoord (lw)
B
zelfstandig naamwoord (znw)
C
bijvoeglijk naamwoord (bijv. nw)

Slide 15 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord

  • Extra informatie bij znw >een grote tent, de nieuwe jas
  • Soms verbogen> een duur ticket, het dure ticket 
  • Vaak direct voor znw>een paarse krokodil
  •  Soms na znw>De krokodil is paars.
  • Soms zelfstandig > Ik wil een groene!
  • Trappen van vergelijking> laag – lager – laagst
  • Soms afgeleid van ww > de gekochte schoenen
  • Soms meer achter elkaar> een mooie, aangrijpende film

Slide 16 - Diapositive