50 les 1
1 / 15
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Welk werkwoord hoort bij de toekomende tijd?
A
worden
B
zullen
C
lijken
D
gaan
Slide 2 - Quiz
Wat is hier het wederkerend werkwoord?
"Hij vergiste zich in het afstapje."
"Hij vergiste zich in het afstapje."
A
vergiste
B
zich
C
vergiste zich
D
vergiste zich in
Slide 3 - Quiz
Wat is het wederkerend naamwoord?
"Timo misdraagt zich vaak tijdens de gymles."
"Timo misdraagt zich vaak tijdens de gymles."
A
misdraagt
B
misdraagt zich
C
zich
D
misdraagt zich vaak
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Wat is hier het wederkerend voornaamwoord?
Jenny verslikte zich in haar koffie.
Jenny verslikte zich in haar koffie.
A
verslikte
B
verslikte zich
C
zich
D
verslikte zich in
Slide 12 - Quiz
Wat is hier het wederkerig voornaamwoord?
En daarna vielen zij in elkaars armen ...
En daarna vielen zij in elkaars armen ...
A
vielen
B
elkaars
C
vielen in
D
elkaars armen
Slide 13 - Quiz
Wat is hier het wederkerig voornaamwoord?
En daarna vielen zij in elkaars armen ...
En daarna vielen zij in elkaars armen ...
A
vielen
B
elkaars
C
vielen in
D
elkaars armen
